Binnenland

„Christenarts is gewoon een goede dokter”

„Een christenarts is gewoon een goede dokter. Hij is niet beter dan andere artsen. Misschien dat hij iets beter zou moeten zijn in z’n houding naar anderen. Dat is helaas echter niet zo. Een christenarts past daarom vooral ootmoed en afhankelijkheid, zonder dat hij meteen een antidepressivum hoeft te slikken.”

Gijsbert Wolvers
20 February 2004 22:04Gewijzigd op 14 November 2020 00:59

Het is een van de weinig keren dat de internist Abel Thijs (35) van het VU Medisch Centrum stellig is in het interview. Hij houdt liever van nuanceren en vragenderwijs mensen aan het denken zetten; zet daarom opnieuw weer een nuance neer. „Christenen zouden moeten weten hoe het in de praktijk beter had gekund.”

Thijs is een van de sprekers op een congres van christelijke medicijnenstudenten en artsen (CMF-Nederland), die vanaf vrijdagavond tot morgen bijeen zijn rond het thema ”Tussen hemel en hospitaal”. Naast sprekers als drs. H. A. Bakker, voorganger en docent aan de Theologische Hogeschool in Veenendaal, prof. dr. M. J. Paul over gebedsgenezing en prof. dr. H. Jochemsen over preconceptionele identiteit en diagnostiek, houdt Thijs een lezing over ”Dagelijkse attitude”.

De dagelijkse houding is volgens Thijs de kern van het christenzijn. „Je bent christen in alle vezels van het bestaan, als arts, maar ook als vader, docent, supermarktklant en voorleesvader. Daarnaast heb je nog de ethische onderwerpen, zoals abortus en euthanasie, waar boeken vol over zijn geschreven, maar die zie ik meer als excessen. Deze uitzonderingen komt een christenarts niet vaak in de dagelijkse praktijk tegen.”

Het gaat dus om de dagelijkse houding, maar dat is een knap lastig onderwerp. Christenartsen zijn bepaald niet altijd het voorbeeld als het gaat om de juiste collegiale verhoudingen. Een waar gebeurd voorbeeld. „Een arts belde een collega of hij zijn avonddienst kon waarnemen. De collega kon echter niet; hij had een ziek kind en zijn vrouw zou die avond uitgaan. Extra gecompliceerd maakte het dat de artsen bij elkaar in de kerk zaten, waardoor er een bepaalde claim was.”

Een ander voorbeeld is van een terminale kankerpatiënt. „Geef je hem de laatste behandeling, of moet je hem die laatste strohalm niet meer aanbieden, om de verwerking te vergemakkelijken? Of lees je Psalm 23 aan z’n bed?”

Van dat laatste kan volgens Thijs nauwelijks sprake zijn. Volgens hem is er geen plaats voor religie in de wachtkamer. „Natuurlijk hebben wij allemaal iets van die drang van het zendingsbevel in ons. De vraag is echter hoe je daarmee omgaat. Patiënten zijn altijd afhankelijk van de arts. Vanwege die machtspositie van de dokter moet je er niet aan beginnen.”

Veel eerder kan dat bij mensen die op gelijke voet staan met de christen. „Maar ook dan moet je oppassen. Zorg eerst dat je een goede relatie met je collega’s hebt. Als je dat niet hebt, en je gaat met je voet tussen de deur het Evangelie verkondigen, kun je het voorgoed verbruien. De kans bestaat dat je nog wel dertig jaar met zo iemand verder moet. Sommigen staan in het winkelcentrum te zingen. Ik behoor niet tot dat type mensen.”

Euthanasie is een „exces” waar Thijs genuanceerd over denkt. „Het geweten verandert door de tijd. Er zijn christenartsen die er niet in bewilligen, maar die in bepaalde uitzichtloze situaties er toch toe over zouden gaan. Ik zou hen niet, om maar eens wat te noemen, van het avondmaal willen weren. Er is onnoemelijk veel leed. Het is dan te gemakkelijk om categorisch in het veilige huisje van ’nee’ te gaan zitten.”

Eenzelfde positie neemt de Amsterdamse internist in op het gebied van abortus. „Je kunt bepaalde uitwerkingen van je christenzijn zo verabsoluteren, dat je bij overtreding van die uitwerking je geloof kunt kwijtraken. Tijdens mijn coassistentschap was een vrouw uit de gereformeerde gezindte zwanger van een anencefaal, een foetus zonder hersenen. Zij en haar man stonden toen voor de keus, levenslang voor een zeer ernstig gehandicapt kind te moeten zorgen, of een late zwangerschapsafbreking te doen. Nadat ze voor het laatste hadden gekozen, is de vrouw in een enorme geloofscrisis geraakt. Ik heb geleerd van haar predikant, die met deze keuze heel pastoraal en begripvol is omgegaan.”

Bescheidenheid siert de christenarts, vindt Thijs. „Wij kijken hier maar tegen de onderkant van het borduurwerk aan. Er is Iemand Die dat borduurwerk wel ziet en de draden bestuurt. Het gaat erom dat wij contact houden met die Iemand.” Hoe dat bij hem in z’n werk gaat? Het blijft lang stil. „Ik ben niet het type van stille tijd houden. Maar als ik ’s ochtends op de fiets zit, door de gangen van de VU loop, of thuis ben, kan ik stil voor God zijn. Dan probeer ik te luisteren. Dat is mijn verborgen omgang met God.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer