Kerk & religie

Een prikkel om te evangeliseren

Een van de werksoorten om buiten- en randkerkelijken met het Evangelie in aanraking te brengen, is het verspreiden van lectuur. „Maar hoe doe je dat?” vraagt ds. J. Kievit (72). „Stop je een evangelisatieblad door de brievenbus, dan verdwijnt het zo met de kranten in de oudpapierdoos. Het mooiste is het wanneer je aanbelt, het blad aanbiedt en wat probeert te vertellen van het Evangelie. Dat is de opzet van evangelisatiewerk. Dat je in gesprek komt.”

Door M.M.C. van der Wind-Baauw
1 November 2001 10:59Gewijzigd op 13 November 2020 23:15
EMMELOORD – In de afgelopen veertig jaar ontving ds. J. Kievit uit Emmeloord enkele keren een beroep uit Canada. Dat trok ergens wel, zegt hij, maar ik kwam niet op een punt dat ik voelde: „Daar moet ik heen.” - Foto RD, Sjaak Verboom
EMMELOORD – In de afgelopen veertig jaar ontving ds. J. Kievit uit Emmeloord enkele keren een beroep uit Canada. Dat trok ergens wel, zegt hij, maar ik kwam niet op een punt dat ik voelde: „Daar moet ik heen.” - Foto RD, Sjaak Verboom

Deze boodschap heeft de christelijke gereformeerde predikant uit Emmeloord steeds proberen over te brengen aan de plaatselijke kerken. Hij was van 1978 tot aan zijn emeritaat op 1 januari 1994 toerustingspredikant voor de evangelisatie. Vorige week herdacht hij dat hij veertig jaar in het ambt stond.

Pas op wat latere leeftijd ging ing. J. Kievit theologie studeren. Na de hbs studeerde hij eerst technische natuurkunde aan de hts in Dordrecht. Daarna werkte hij als researchmedewerker bij de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie (het latere Akzo) in Hengelo en van 1953 tot 1957 bij TNO in Delft. „In die tijd kreeg ik de overtuiging dat voor mij een andere taak was weggelegd.”

Van de veertien beroepen die hij na zijn studie in Apeldoorn kreeg –„dat ging toen nog zo”– nam hij dat van Noordeloos aan. Op 24 oktober 1961 bevestigde ds. J. Brons van Bunschoten hem in het ambt. Daarna stond hij als gemeentepredikant in Hoogeveen (1965), Almelo (1968) en Ermelo (1972).

Drenthe
Zijn tweede gemeente, Hoogeveen, was een heel ander soort gemeente dan zijn eerste, herinnert de jubilaris zich. „Hoogeveen was een gemeente met 1100 leden en dus groter. Maar ook het karakter van de mensen was anders. Het was nog typisch een Drentse gemeente. De inslag van de Drent is toch dat men afwachtend reageert. Ze springen er niet direct bovenop. Aan de andere kant hoorde je het als predikant wel eerder als er in de gezinnen iets was. In Noordeloos loste men het zelf op. In Hoogeveen zat daardoor veel meer pastoraal werk. Niet zozeer omdat er problemen waren. Maar dat bracht de aard van de mensen mee.”

In de afgelopen veertig jaar ontving de predikant ook een paar keer een beroep uit Canada. „Dat trok ergens wel”, zegt hij, „maar ik kwam niet op een punt dat ik voelde: Daar moet ik heen.”

Die overtuiging was er wel toen het deputaatschap evangelisatie, waarvan hij zelf sinds zijn Almelose tijd deel uitmaakte, hem vroeg toerustingspredikant te worden. „Ik heb het gemeentewerk met alle genoegen gedaan”, zegt hij over die overstap. „Maar toen deputaten een beroep op mij deden, zag ik daarin mijn taak. Het is een heel stuk vertrouwen dat ze in je uitspreken. Dat er iemand moest komen om het evangelisatiewerk te stimuleren, lag toch wat gevoelig in de kerken. Men zocht iemand die een beetje in het midden stond, die overal geaccepteerd werd. En als je in een gemeente staat en ze gaan beroepen, dan wordt er gewrikt. Ik kreeg toen gelijk een beroep naar Zierikzee. Dat was heel moeilijk.”

Introvert
Zijn werk als vrijgesteld predikant, dat hij verrichtte vanuit Nieuw-Balinge in Drenthe, bestond voor een belangrijk deel uit het geven van voorlichting en het verzorgen van instructieavonden voor plaatselijke kerken en evangelisatiecommissies. „Ik was dus geen evangelisatiepredikant die zelf evangeliseerde. De opzet was om gemeenten die in het algemeen de neiging hebben introvert te zijn, te stimuleren om naar buiten te treden. Het was een beetje pionieren.”

De manieren om met mensen in aanraking te komen zijn in de loop der jaren wel veranderd, vindt hij. „Er zijn bijvoorbeeld opendeurdiensten voor belangstellenden gekomen en er is campingwerk. Toen veel meer mensen een kerkelijke binding hadden, werden er wel samenkomsten gehouden met bijvoorbeeld toespraken op de markt. Dat gaat nu niet meer.”

Dat het toch eigenlijk niet nodig zou moeten zijn dat de kerk iemand aanstelt om het evangelisatiewerk te stimuleren, beaamt de predikant. „Het ideaal zou zijn als de gemeenteleden van nu net waren als de eerste christenen. Mensen werkten, ze kwamen op markten en getuigden daar. Maar in de praktijk zakt het evangelisatiewerk in als er toch niet elke keer een prikkel is. Dat heeft te maken met de gedachte: „Als wíj het maar goed hebben.” Daarom is er steeds weer een prikkel nodig.”

Weerstand
Dat evangeliseren moeilijker is geworden door de jaren heen is maar ten dele waar, denkt ds. Kievit. „Vroeger wisten mensen nog van de kerk af. Een bepaald percentage had afgehaakt, waardoor er veel weerstand was. In de loop der jaren zie je dat verschuiven. Dat heeft ermee te maken dat meer mensen er niet bij zijn opgevoed. Zij zeggen bijvoorbeeld: Het spreekt me niet zo aan. Maar bij hen is er niet zo’n tegenkanting.”

Gaandeweg kreeg je ook meer contact met moslims, aldus ds. Kievit, die op dit punt samenwerkte met de IZB (de hervormde bond voor inwendige zending op gereformeerde grondslag). „Ik zat als vertegenwoordiger van de CGK in de werkgroep voor het werk onder moslims.”

„Bij moslims heb je een aanknopingspunt”, stelt de predikant. „Een moslim gelooft in God. Hoe hij zich dat voorstelt, is een andere vraag. Maar er is een raakpunt. Bij christenen die narigheid met de kerk hebben gehad, is de weerstand tegen het Evangelie groter. Wat dat betreft is het nu gemakkelijker geworden.” En wat de aanslagen op 11 september betreft, daarbij hebben terroristen volgens ds. Kievit misbruik gemaakt van de islam. „Net zoals de kruisvaarders misbruik hebben gemaakt van het christelijk geloof toen ze naar Jeruzalem trokken. De islam spreekt juist van vrede, van salam.”

Omdat ook studie met betrekking tot evangelisatiewerk een van zijn opdrachten was, hield ds. Kievit zich voor zijn doctoraalstudie bezig met de visie van J. H. Bavinck op andere godsdiensten. Hiervoor kwam hij terecht aan de Vrije Universiteit (VU) bij prof. dr. A. Wessels.

Raakvlak
„Bavincks uitgangspunt is dat het christelijk geloof een geloof in één God is. Dat is ook een aanrakingspunt om met moslims in gesprek te komen. Kijk, die naam Allah hangt samen met het Hebreeuwse El en betekent ook God. En de islam is net als het christendom een monotheïstische godsdienst. Dat is bij het boeddhisme of bij het hindoeïsme met zijn galerij van goden wel anders.”

Bovendien zijn er meer raakvlakken, vindt de predikant. „De islam erkent Jezus als profeet. Alleen als profeet, ja. Maar dat is tóch een raakvlak.”

Op de vraag of God dan geen ander is dan Allah, antwoordt hij: „Er ís maar één God. En Die heeft Zich in Zijn algemene openbaring bekendgemaakt. Alleen de uitwerking ervan is op zijn helderst bij Israël, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer