Heilige dienst
Openbaring 7:9b
„Staande voor de troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen”
In dit staan komt openbaar de bijzondere eerbied, dienstvaardigheid en voortdurende gehoorzaamheid ten opzichte van God, in Zijn zalige nabijheid. Want de manier van staan is een eigenschap van knechten. In vers 10 worden zij lofprijzend ingevoerd: „De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit en het Lam.” Op dit alles volgt nu ook nog de toerusting waarin Johannes hen zag: „Zij waren bekleed met lange witten klederen.” Lange klederen waren in het oosten zeer gebruikelijk, in het bijzonder onder de aanzienlijken, de mannen van stand.
Het geestelijk sieraad van Gods kinderen, bestaande in rechtvaardigmaking en heiligmaking, wordt in de Heilige Schrift dikwijls voorgesteld onder het zinnebeeld van een kleed, en in het bijzonder ook van een wit kleed. In onze tekst moet men er het sieraad van de gelovigen door verstaan, zoals zij volmaakt zijn in de heerlijkheid. Zo drukken deze witte klederen uit de volmaakte heiligheid, vrede, heerlijkheid, vreugde en overwinning van de gezaligden voor de troon. Witte klederen zijn een zinnebeeld van reinheid, zuiverheid en heiligheid. Ook in onze tekst. Daarom worden zij ook in Openbaring 19 verklaard als „de rechtvaardigmakingen der heiligen.” Daarom wordt ook in vers 14 gezegd dat zij witgewassen waren in het bloed van het Lam.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De Bijbelse keurstoffen”, 1738)