Biografie voor prins Frederik
De oudste zoon of dochter van de koning wordt zijn opvolger. Niet de geschiktste. En dus bleef prins Frederik zijn leven lang de man naast de troon. Overbekend tijdens zijn leven, goeddeels vergeten na zijn dood. Een vrijmetselaar die wekelijks onder het gehoor van een Reveildominee zat.
Prins Frederik? Nee, niet Frederik Hendrik de Stedendwinger. Het gaat om Frederik (1797-1881), tweede zoon van koning Willem I, opperbevelhebber tijdens de Belgische Opstand, zwager van de Russische tsaar, schoonvader van de Zweedse koning. Zelf bleef hij prins; het koningschap van Griekenland weigerde hij tot driemaal toe.
„Wie een goed beeld wil krijgen van de wijze waarop de Oranjemonarchie zich in de negentiende eeuw heeft ontwikkeld, kan niet om prins Frederik heen”, schrijft prof. dr. Ton van de Sande. Hij is de auteur van de 8 mei verschenen biografie ”Prins Frederik der Nederlanden 1797-1881. Gentleman naast de troon”. Wie weet nog dat prins Frederik in 1830 een bloedbad voorkwam door de Nederlandse troepen uit het opstandige Brussel terug te trekken?
Daarmee bevorderde hij wel de splitsing van het koninkrijk, want de Belgische opstandelingen vatten weer moed. „Had de prins nog één dag gewacht voor hij het bevel tot de aftocht gaf, dan was de rebellie hoogstwaarschijnlijk vanzelf wegens uitputting geëindigd. Er was geen geld meer geweest om de huurlingen –veelal in Frankrijk geronseld– te betalen en drank had van de Brusselse straatvechters na vier nachten in de kroeg welhaast zombies gemaakt.”
„De man door wiens toedoen het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden uit elkaar viel” wordt prins Frederik zelfs genoemd, maar zo stellig is Van de Sande niet: „Frederiks falen was wel de eerste, maar niet de doorslaggevende reden waarom België voorgoed voor Nederland verloren ging.” De prins werd gezien als een besluiteloze man die beslissingen te veel in zijn eentje nam.
Nadat België zich van het Koninkrijk der Nederlanden afscheidde, bepaalde het per decreet dat het huis van Oranje er nooit meer op de troon mocht komen. Dat is niet vol te houden gebleken: de huidige koning Filip, zijn vader Albert II en diens broer Boudewijn zijn afstammelingen van de destijds zo gehate koning Willem I.
Bruggenbouwer
Willem Frederik Karel –in de familie eerst Karel en later Fritz genoemd– zag niet alleen af van het beklimmen van de Griekse troon, maar ook van de Luxemburgse. Hij koos voor een militaire loopbaan. Ondertussen was hij steun en toeverlaat voor anderen in de koninklijke familie als ze in de narigheid zaten. Frederik was een diplomatieke bruggenbouwer. Hij hechtte aan decorum. Schandalen en eigenaardigheden die de koningshuizen vaak ontluisterden, zijn er van hem niet bekend. In veel opzichten was hij de tegenpool van zijn vader en zijn broer, de Willems I en II. Frederik was bescheiden en wilde een biografie die „wars van ijdele lof” was. Kom daar eens om in vorstelijke kringen…
Uniek in de Nederlandse geschiedenis was zijn staatsrechtelijke positie: tweemaal zat prins Frederik in het kabinet, en als zijn broer het niet had gedwarsboomd, was hij ook nog Eerste Kamerlid geworden.
Hij overreedde Willem III in 1849 om zijn overleden vader als koning op te volgen. Volgens historicus P. C. A. Geyl was het aan prins Frederik te danken dat Oranje bij de werkende stand populair werd en dat de monarchie de twintigste eeuw haalde.
Vrijmetselaars
Van de Sande –zelf geen vrijmetselaar; wel emeritus bijzonder hoogleraar vrijmetselarij aan de Universiteit Leiden– beschrijft hoe de vrijmetselarij vanwege haar godsdienstneutrale karakter werd ingezet om de natievorming te bevorderen. Hij noemt dat „best pikant”, „want vooral voor katholieken en orthodox-protestanten was de maçonnerie na de Franse Revolutie een zeer verdacht gezelschap.”
Prins Frederik werd in 1816 grootmeester van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden en gaf 65 jaar leiding aan de Nederlandse vrijdenkers. Van een andere vrijmetselaarsorde was hij ook nog even grootmeester, maar daarvan nam hij afstand omdat die hem te christelijk was.
Reveil
De prins ging met zijn vrouw Louise overigens elke zondag naar de Dorpskerk van Wassenaar. Daar werd Frederiks zus Marianne de toegang tot het avondmaal geweigerd vanwege haar levenswandel. Ze raasde en tierde tegen de predikant –ds. L. J. van Rhijn– en moest daarop uit de kerk verwijderd worden. Frederik ging de volgende dag naar de pastorie om de zaak uit te praten.
Over deze predikant is geschreven: „Hij was een man van het Reveil, die na zijn vrijzinnig-gezinden voorganger weer den Christus der Schriften predikte. Groen van Prinsterer was een groot vriend van hem en kerkte met zijn vrouw getrouw elken Zondag twee malen, ’s morgens en ’s middags, in de Dorpskerk. Ook zegende hij het huwelijk van Prinses Marie met Prins Von Wied alhier in de kerk in, nadat hij bij een ernstige ziekte haar hart voor het evangelie gewonnen had.”
De trouwpreek duurde vader Frederik overigens te lang. Hij gaf twee hovelingen orders; die haalden hun horloge tevoorschijn en zwaaiden dat boven hun hoofd heen en weer. Maar de dominee zag het niet, of deed alsof, en strekte zijn rede uit tot hij klaar was. „De opluchting viel van de gezichten af te lezen toen het gezelschap de kerk uit ging”, noteert Van de Sande.
Wat ds. Van Rhijn was voor prinses Marie –haar geestelijke leidsman–, lijkt de Duitse lijfarts van prins Frederik, dr. Ernst F. H. M. graaf van Bylandt, voor haar moeder Louise te zijn geworden. De arts betrok prinses Louise in 1857 bij de toen door hem opgerichte Duitse Evangelische Gemeente in Den Haag, waar later koningin Emma regelmatig kerkte. Van Bylandt „was een man van het Reveil”, schrijft Van de Sande. „In zijn huis in Den Haag kwam elke week het Johannes Kränschen bijeen, een exclusief gezelschap dat zich in Bijbel en geloof verdiepte, met onder anderen Groen van Prinsterer, Isaäc da Costa en graaf Julius van Zuylen van Nijevelt.”
Nakomelingen
Prins Frederik bleef zich verbonden voelen aan zijn geboorteland Pruisen. Daar én in Nederland was hij veldmaarschalk, en in 1881 lagen in de rouwkoets dan ook twee maarschalksstaven naast de kroon op zijn kist.
In vier maanden tijd verloor Frederik zijn beide Louises: eerst zijn vrouw, daarna zijn dochter. Die laatste was koningin in Zweden en liep na de begrafenis van haar moeder tijdens de terugreis op de boot naar Stockholm een longontsteking op.
Frederik overleefde drie van zijn vier kinderen. Na de dood van zijn enige zoontje was hij haast ontroostbaar. En Van de Sande schrijft: „Als de jongen niet was verongelukt, zou na het overlijden van prins Alexander in 1884 ongetwijfeld een debat zijn ontstaan over de vraag of de koning –Willem III– straks opgevolgd moest worden door de enige nog in leven zijnde mannelijke nakomeling van Willem I of door zijn dochter Wilhelmina. Hadden verlichte geesten besloten dat Wilhelmina toch vóór ging, dan had er voor de ander altijd nog het groothertogdom Luxemburg ingezeten”, want daar was een vrouwelijke vorst destijds taboe.
Verschillende nakomelingen van prins Frederik zitten nu alsnog op een troon: koningin Margrethe II van Denemarken, de koningen Harald V van Noorwegen en Filip van België en groothertog Henri van Luxemburg.
Boekgegevens
Prins Frederik der Nederlanden 1797-1881. Gentleman naast de troon, Anton van de Sande; uitg. Vantilt, Nijmegen, 2015; ISBN 978 94 6004 122 8; 384 blz.; € 27,50.