Spotlight: John Boyne over misbruik in Ierland
John Boyne, bekend van ”De jongen in de gestreepte pyjama”, is met zijn nieuwe roman dichter bij huis gebleven. ”De grote stilte” gaat over Ierland in de tijd waarin hij zelf opgroeide. Compleet met het drama dat zich destijds onderhuids afspeelde: het misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk.
Bij zo’n moeilijk onderwerp, dat al zo veel maatschappelijke verontwaardiging heeft opgeroepen, is de verleiding voor schrijvers groot om makkelijk te scoren. Meegaan op de golven van verontwaardiging, laten zien hoe doortrapt slecht al die priesters waren, hoe vreselijk de kerk is en hoe het geloof mensen misvormt. En soms is dat nog begrijpelijk ook, zeker als bij de schrijver persoonlijke ervaringen met misbruik door kerkelijke functionarissen meespelen.
Dat is hoe de Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers het vorig jaar deed, en zijn roman (”Het hout”) werd een succes: door recensenten met gejuich ontvangen, door het publiek veel gekocht en gelezen. Misschien had dat iets te maken met wat de recensent van het Vlaamse dagblad De Morgen in zijn bespreking van het boek signaleerde: „Talloze gruwelijkheden tegen de kostschooljongens worden in de akeligste finesses beschreven. Brouwers spuwt de haat tegen de kerk uit als vieze fluimen.”
De Ierse bestsellerschrijver John Boyne doet het anders. Niet dat hij alles snapt van religie – de religieuze emotie lijkt ook voor hem, als het erop aankomt, niet zo goed invoelbaar. Roeping is in dit verhaal een kwestie van omstandigheden, en bij alle religieuze bezigheden gaat het niet zo gauw over God of over de ervaring van Zijn aanwezigheid, macht en liefde, alleen maar over kleinmenselijke motieven en emoties. Een kerk is een ouderwetse machtsstructuur, en je snapt eigenlijk niet goed waarom iemand daarbij zou willen horen.
Toch doet Boyne wél z’n best om genuanceerd te zijn over de gewone mensen in de kerk. Dat begint al met de keuze van zijn hoofdpersoon: pastoor Odran Yates, een aardige, bescheiden, goedwillende man, die een roeping krijgt aangepraat door zijn moeder en die later zelf beseft dat het leven van een geestelijke eigenlijk heel goed bij hem past: studeren, lesgeven, de bibliotheek beheren, lezen, bidden. Ook met het celibaat kan hij in het algemeen prima overweg. Hij is weleens verliefd geweest maar als het erop aankomt houdt hij ervan om alleen te zijn.
Deze doorsnee priester, die met de beste bedoelingen zijn leven probeert te leven en zich helemaal niet ongelukkig voelt in zijn geestelijke ambt, staat –nadat de grootschalige Ierse misbruikschandalen aan het licht gekomen zijn– ineens te kijken bij de puinhopen van zijn leven. Toen hij in de jaren zeventig aan zijn carrière begon, was zijn priesterboordje een symbool dat alle deuren voor hem opende. Mensen stonden voor hem op in de bus of de trein, ze boden hem koffie en broodjes aan, ze voelden zich vereerd als hij met hen wilde praten en ze sloofden zich uit als hij op bezoek kwam. Tot op het ongemakkelijke af.
Maar aan het eind van zijn loopbaan gebeuren er de vreselijkste dingen. Als hij in zijn zwarte pak met priesterboord over straat gaat, jouwen voorbijgangers hem uit, ze bedreigen hem, ze lopen met een boog om hem heen. Er zijn zelfs ernstige incidenten, waarbij hij geslagen wordt of in het gezicht gespuwd. Een wrang voorbeeld is wat er gebeurt als pastoor Yates in een warenhuis een verdwaald jongetje bij de hand neemt om op zoek te gaan naar zijn moeder. Hij wordt bijna gelyncht, en zelfs de politieagenten (die hem arresteren) weten hem subtiel te vernederen en te beledigen voordat ze hem weer vrijlaten.
De kracht van Boynes boek zit in zijn beheersing: hij beschrijft wel een en ander van de seksualiteit van de hoofdpersonen, van hun gevoelens en gedachten en de dingen die hun overkomen (seksloos is het boek niet) maar anders dan Jeroen Brouwers stopt hij bij de gruwelijker details. Die suggereert hij slechts door ze weg te laten. Zoals hij ook in ”De jongen in de gestreepte pyjama” niet ingaat op de gruwelen van het concentratiekamp, maar de lezer zelf laat bedenken wat hij niet met zo veel woorden vertelt. Juist dat maakt zijn boeken indringender.
Of ”De grote stilte” een realistisch beeld geeft van de Ierse situatie in heden en verleden weet ik niet. De kerk als organisatie, met haar zwijg- en wegkijkcultuur (een bisschop die zegt: „We zullen niet toestaan dat de kerk de vernieling in wordt geholpen door een kind dat aandacht wil”), komt er nergens goed van af. En de hoofdpersoon mag dan de beste bedoelingen hebben, hij is eigenlijk toch ook een slappeling die net als alle anderen zwijgt en wegkijkt en niets doet om de dingen te veranderen. Hij is iemand die vergeefs geleefd heeft.
Maar misschien is die vraag naar de beeldvorming van de kerk niet de belangrijkste. Al te vaak verzanden discussies over zulke boeken in kerkelijke kringen in dat soort vragen: geeft dit nu een eerlijk beeld van de situatie? Doet de schrijver het geloof en de gelovigen recht? Hoe representatief is het allemaal? Veilige vragen, die meteen ook laten zien waar onze voornaamste zorg ligt: bij onze eigen reputatie. Terwijl dát precies het probleem is dat Boyne aan de kaak stelt: de kerk is te bekommerd om haar eigen imago (wat leidt tot hypocrisie), en doet te weinig recht aan de waarheid.
Het is makkelijk om zo’n boek terzijde te schuiven en te denken: „Dit gaat niet over ons, dit gaat over de Rooms-Katholieke Kerk met haar celibaat”, of: „Deze schrijver begrijpt toch niet echt wat geloven is.” Maar dan doe je als lezer niet wat je moet doen: nadenken over wat er mis kan zijn in de kerk en in je eigen hart. In alle soorten kringen komen vormen van (religieus) machtsdenken voor, kan er de neiging zijn om politieke spelletjes te spelen, ‘eigen’ mensen te verdedigen, of dingen met ‘de mantel der liefde’ te bedekken om de zaak onder controle te houden. Maar zulke praktijken zijn het ergst als ze godsdienstig gemotiveerd worden. Daarom is het nuttig dat romanschrijvers op gezette tijden alle (kerk)mensen een spiegel voorhouden, zelfs al geeft die spiegel soms een wat vertekend beeld van de werkelijkheid.
”De grote stilte”, John Boyne; uitg. Boekerij, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 225 7041 8; 400 blz.; € 19,99.