Majesteitsschennis op de schop
DEN HAAG. D66 wil de bepalingen over majesteitsschennis uit het Wetboek van Strafrecht halen. De PvdA is bereid een handje te helpen. Wat bezielt deze partijen?
Het verbod op majesteitsschennis is zo oud als de Grondwet; precies 200 jaar. Toen Nederland in 1815 een koninkrijk werd, kwam er ook een verbod op het beledigen van de koning in de wet. Het verbod op majesteitsschennis is geen dode wetsbepaling. Alleen al tussen 2000 en 2012 veroordeelde de rechter op grond van deze bepaling zestien mensen.
De strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht voor majesteitsschennis zijn niet mals. In artikel 111 staat dat opzettelijke belediging van de koning wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar of een geldboete van de vierde categorie (met een maximum van 20.250 euro). Wie de echtgenoot van de koning, de troonopvolger en diens echtgenoot opzettelijk beledigt kan maximaal vier jaar cel krijgen en ook een geldboete van de vierde categorie (artikel 112).
Zulke hoge straffen zijn nooit opgelegd. De bekendste majesteitsschender uit ons land is de socialistische voorman Domela Nieuwenhuis. De rechter veroordeelde hem in 1886 tot een jaar gevangenisstraf omdat hij koning Willem III verweet „zo weinig van zijn baantje te maken.” De anarchist en antimilitarist, die zijn loopbaan ooit begon als predikant, kreeg na zeven maanden gratie.
Degenen die nu worden veroordeeld op grond van deze artikelen komen er meestal van af met een boete van enkele honderden euro’s.
D66-Kamerlid Verhoeven kondigde dinsdag aan dat zijn partij van de bepalingen af wil. Omdat het beledigen van mensen van welke rang of stand nu al strafbaar is, vindt de democraat een aparte bepaling over de koning niet nodig. Dat is volgens hem „achterhaald.”
Afschaffing van het verbod op majesteitsschennis past in een tijd waarin gelijkheid de klok slaat en alles en iedereen gelijk behandeld moet worden. In die zin voelen D66 en PvdA de tijdgeest prima aan. Ze geven die met hun voorstel zelfs een stimulans.
In het voorstel klinkt de echo van de Franse Revolutie, die riep om vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het koningschap past ten diepste niet bij deze beginselen. Veel niet-christelijke partijen zien in ons land liever een president dan een koning. Afschaffing van de bepaling betekent het inleveren van een privilege dat de koning nu heeft.
In de politiek is duidelijk een beweging gaande om de taak van de koning te minimaliseren en om te bouwen tot een ceremonieel koningschap. Zo heeft het staatshoofd sinds enkele jaren geen inhoudelijk taak meer bij kabinetsformaties.
Het zal waarschijnlijk slechts een kwestie van tijd zijn voordat de koning zelf zijn handtekening moet zetten onder een wet die een eind maakt aan een deel van de bijzondere positie die hij nu nog heeft.