Voor de troon
Openbaring 7:9b
„Staande voor de troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen.”
Zij die getrouw zijn tot de dood krijgen de kroon! Dit blijkt uit de tekst. Zij die tevoren de strijdende Kerk waren, zijn nu de triomferende Kerk. Zij die tevoren verdrukt werden, ziet Johannes nu staande voor de troon en voor het Lam. Dit is dezelfde troon die in hoofdstuk 4 uitvoerig is beschreven.
Tronen zijn van oude tijden af zitplaatsen van de koningen. Daarop zittend tonen en bewijzen zij hun majesteit, hun macht, hun gunst en ook wel hun rechtvaardigheid. Soms wordt geheel de hemel de troon van God genoemd (Jesaja 66:1). Soms wordt aan de Heere in de hemel een troon toegeschreven: Daniël 7:9, Psalm 103:19 en op meer andere plaatsen. Ook in onze tekst.
Dat Johannes in dit gezicht een werkelijke troon gezien heeft, is buiten tegenspraak. Daarom moet men echter niet denken dat de Heere in de hemel een werkelijke troon heeft. Ik zie er echter geen ongerijmdheid in dat de Heere in de hemel enkele uitnemende en glansrijke bewijzen heeft van Zijn tegenwoordigheid en heerlijkheid. En misschien in ’t bijzonder daar waar de menselijke natuur van de verheerlijkte Jezus Zich in de hemel bevindt. We zouden dan zo’n bewijs van Gods heerlijkheid kunnen verstaan door Zijn majesteitelijke tegenwoordigheid, door Zijn regering, door Zijn albesturing en door de gunst van de Heere God in het algemeen.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam (”De Bijbelse keurstoffen”, 1738)