Groeiende stroom jihadisten uit Europa
Het aantal Europeanen dat als jihadist naar het Midden-Oosten afreist, groeit gestaag. Europese regeringen weten er nauwelijks raad mee en houden schattingen met opzet laag.
Er ging een schok door Groot-Brittannië toen de identiteit werd bekendgemaakt van de beruchte ”Jihadi John” die een hoofdrol had gespeeld in allerlei bloedige video’s van de Islamitische Staat (IS). Het bleek te gaan om de in 1988 in Koeweit geboren Mohammed Emwazi, die door iedereen als „normaal en vriendelijk” werd omschreven. Hij kwam uit een welgestelde familie en presteerde uitstekend op een Britse universiteit.
Net zo onthutst werd er in Frankrijk gereageerd toen Maxime Hauchard plotseling opdook in een video waarop de onthoofding van achttien Syrische soldaten was vastgelegd. Maxime Hauchard kwam uit een slaperig plaatsje in Normandië en was nooit opgevallen, maar hij bleek zich in het geheim tot de islam te hebben bekeerd.
Europese autoriteiten worstelen met het probleem van radicalisering omdat er niet langer sprake blijkt te zijn van een duidelijk profiel. De Europese jihadisten die naar Syrië en Irak vertrekken komen uit alle lagen van de bevolking en hebben qua onderwijs zeer diverse achtergronden. Het leidt tot de vraag naar hun werkelijke aantallen. Er zijn indicaties dat Europese autoriteiten deze aantallen tegen beter weten in bewust laag proberen te houden.
Eurocommissaris Vera Jourova baarde vorige maand opzien toen ze zich tijdens een interview met de Franse krant Le Figaro liet ontvallen dat er wellicht reeds 6000 Europeanen naar Syrië waren vertrokken. Nog verrassender was dat Jourova tijdens het interview toegaf dat zij en haar collega’s het vermoeden hadden dat zelfs dit cijfer van 6000 waarschijnlijk aan de lage kant was. De officiële cijfers die door regeringen per land worden verstrekt zijn standaard lager.
Edwin Bakker van het Center for Terrorism and Counterterrorism van de Universiteit Leiden verklaart dit door erop te wijzen dat deze cijfers slechts een „voorzichtige inschatting” zijn die gebaseerd is op de personen van wie daadwerkelijk bekend is dat ze naar Syrië zijn vertrokken. Een nieuwe trend onder geradicaliseerde jongeren is echter om voor geheimhouding te kiezen. Ze volgen hiermee het advies op dat ze van IS kregen in het recentelijk gepubliceerde boek ”Hoe te overleven in het Westen”.
De frustratie van westerse veiligheidsdiensten hierover werd duidelijk in een artikel dat in november 2014 werd gepubliceerd in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Een anonieme bron binnen de Duitse veiligheidsdienst (Verfassungsschutz) verklaarde hierin dat het werkelijke aantal Duitsers dat naar Syrië was vertrokken viermaal hoger was dan het officiële cijfer.
Dit werd later bevestigd door niemand minder dan Hans-George Maassen, die het hoofd is van deze Verfassungsschutz. Hij liet weten dat „het officiële cijfer slechts de personen betreft die we met naam kennen. Probleem is echter dat we voortdurend Duitsers zien opduiken in Syrië en Irak die bij ons onbekend zijn.”
Frankrijk en Groot-Brittannië zijn de twee Europese landen die de meeste Syriëgangers leveren. Maart dit jaar stelde het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken het aantal Franse jihadisten in Syrië op 1422 personen. Het Franse Interministerieel Comité voor Misdaadpreventie publiceerde diezelfde maand echter een opvallend bericht. Bekend was dat er ook meisjes naar Syrië vertrokken, maar zij waren altijd in de minderheid. In maart bleken er echter voor het eerst meer Franse meisjes dan jongens naar Syrië te zijn vertrokken: 136 meisjes en 125 jongens.
Alleen al in de maand maart zijn er dus in elk geval 261 geradicaliseerde jongeren vanuit Frankrijk naar Syrië getrokken. Er kan dus geconcludeerd worden dat er alleen al vanuit Frankrijk dit jaar zo’n 3000 jongeren naar Syrië zullen vertrekken.
In Britse media gaven vertegenwoordigers van de veiligheidsdienst de afgelopen periode toe dat er in elk geval minstens 1600 Britten naar Syrië waren gereisd. Ze lieten hier echter de waarschuwing bij horen dat dit een „conservatieve schatting” was, omdat vermoed wordt dat de werkelijke aantallen beduidend hoger liggen. Ze gaven hierbij openlijk toe dat de lagere officiële cijfers bedoeld waren „om de indruk te wekken dat we de zaak onder controle hebben en om te voorkomen dat er bij het grote publiek angst ontstaat.”
Ze krijgen bijval van de Vlaamse wetenschapper Pieter van Ostaeyen. De Nederlandse Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid sprak begin dit jaar over 169 Nederlandse jihadisten in Syrië, hoewel dit aantal recentelijk werd verhoogd naar 190 personen. Van Ostaeyen stelt echter dat dit cijfer „bewust laag wordt gehouden” en vermoedt dat het werkelijke aantal vertrokken Nederlandse jihadisten eerder de 500 nadert.
Veiligheidsdiensten maken zich grote zorgen over dit groeiende fenomeen en geven binnenskamers vaak toe dat dit probleem in toenemende mate oncontroleerbaar is geworden. Het beleid van Europese politici is er begrijpelijkerwijs vooral op gericht om paniekzaaierij te voorkomen, maar tegelijkertijd is het noodzakelijk om de werkelijke omvang van dit probleem in kaart te brengen.