Van priester tot dictator
Jean-Bertrand Aristide is wel wat gewend. Hij groeide op in armoede, overleefde meerdere aanslagen op zijn leven en werd in 1990 als eerste democratisch gekozen leider van Haïti afgezet in een coup.
In 1994 kwam hij met Amerikaanse hulp weer aan de macht. Nu ziet hij zich geconfronteerd met een rebellie die hem wil dwingen af te treden. Maar president Aristide is niet van plan te wijken. Althans, niet voor het eind van zijn ambtstermijn. „Ik verlaat het paleis op 7 februari 2006.”
Een rotsvaste overtuiging is altijd het handelsmerk geweest van Aristide, wiens leven al vroeg wordt getekend door geweld. De vader van het boerengezin waarin Aristide ter wereld kwam, wordt op brute wijze vermoord als de toekomstige president nog een peuter is. De vader zou zwarte magie hebben bedreven om kwaad te doen.
Op zesjarige leeftijd wordt Aristide opgenomen in de katholieke orde der salesianen. Daar krijgt hij een opleiding en de kans om in het buitenland te verblijven. Hij gaat naar de Dominicaanse Republiek, Canada en Israël, waar hij theologie en psychologie studeert. Hij leert Frans, Engels, Duits, Spaans, Hebreeuws en Latijn.
In zijn tijd als priester krijgt Aristide bekendheid met zijn opruiende preken, waarin hij de Haïtianen oproept een eind te maken aan de bijna dertig jaar durende dictatuur van de familie Duvalier. In 1986 ontvlucht Duvalier het land. Een reeks interim-leiders volgt.
De salesianen zetten Aristide in 1988 uit de orde vanwege zijn aansporingen tot geweld. In datzelfde jaar bestormen door het leger gesteunde aanvallers de kerk Saint-Jean Bosco, waar Aristide een dienst leidt, en worden twaalf kerkgangers afgeslacht. Aristide weet te ontkomen.
In 1990 worden er voor het eerst democratische verkiezingen gehouden in Haïti. Tegen de zin van het leger, de zakenwereld, landeigenaren en de VS komt Aristide als winnaar uit de bus. Hij kan zijn post niet lang behouden: na acht maanden zet het leger hem af.
Aristide gaat naar de VS, waar hij zich met succes inzet voor sancties van de VN en militaire interventie. In 1994 stuurt president Bill Clinton 20.000 militairen naar Haïti om Aristide weer in het zadel te helpen. Aristide moet daarvoor wel beloven dat hij een jaar later aftreedt, wanneer de ambtstermijn van zijn presidentsverkiezing in 1990 afloopt.
Aristide houdt zich aan zijn belofte en wordt opgevolgd door René Préval. Maar in 2000 krijgt hij de macht weer in handen, na verkiezingen die worden geboycot door de oppositie en die een zeer lage opkomst hebben. Als in hetzelfde jaar Aristides Lavalas-partij de volgens velen frauduleus verlopen parlementsverkiezingen wint, schorten internationale donoren voor honderden miljoenen dollars aan hulp op.
De oppositie weigert deel te nemen aan nieuwe verkiezingen als Aristide niet aftreedt en rebellen die op 5 februari een opstand ontketenden zeggen de wapens pas neer te leggen als de president van het politieke toneel is verdwenen.