Snel besluit over bloeddonorverbod homoseksuelen
DEN HAAG. Minister Schippers (Volksgezondheid) biedt volgende maand uitsluitsel over een mogelijk einde aan het levenslange bloeddonatieverbod voor homo- en biseksuele mannen. Vier vragen over deze jarenlange strijd tussen de homolobby en de bloedbanken.
Wie mag er nu bloed doneren?
Op dit moment kan iedereen tussen de 18 en de 65 jaar en met een gewicht van meer dan 50 kilo in principe bloeddonor worden.
In een beperkt aantal gevallen mag iemand geen bloed geven, bijvoorbeeld als hij of zij ooit drugs heeft gespoten, na 1 januari 1980 zelf een bloedtransfusie heeft ontvangen, een ernstige ziekte heeft, of last heeft van hart- en vaatziekten.
Ook mannen die ooit seksueel contact hebben gehad met een andere man worden permanent uitgesloten van deelname.
Waarom worden deze homoseksuele mannen op dit moment uitgesloten?
Bloedbankorganisatie Sanquin hanteert al jarenlang een streng selectiebeleid vanwege een verhoogd besmettingsrisico van ernstige via het bloed overdraagbare infecties. Iedere bloeddonatie wordt getest op onder andere hiv, hepatitis B en C.
De test is echter niet helemaal betrouwbaar. Als iemand nog maar net is besmet, kan de infectie in het bloed niet worden aangetoond.
Bloeddonaties van homoseksuelen leveren daarbij een verhoogd risico voor de volksgezondheid op, omdat er een verhoogde kans is dat zij besmet zijn met hiv, het virus dat aids veroorzaakt, of andere infectieziekten.
Waarom wil minister Schippers zo graag af van het verbod?
Homobelangenorganisaties en sommige politieke partijen strijden daar al jarenlang voor. Het uitsluiten van homoseksuelen en drugsgebruikers is daarom altijd al een gevoelige zaak geweest.
In de jaren 90 van de vorige eeuw verzetten homoseksuelen zich steeds heftiger tegen het bloeddonatieverbod. Sommigen misleiden de bloedbanken door een medisch vragenformulier voor een bloeddonatie onjuist in te vullen, waardoor ze ‘gewoon’ bloed mogen doneren.
Sanquin belooft vervolgens onder politieke druk van toenmalig minister Borst van Volksgezondheid te onderzoeken hoe zusterorganisaties in andere Europese landen met een jarenlang bloeddonatieverbod omgaan, maar ziet uiteindelijk geen reden om het beleid te wijzigen. Volgens minister Borst en een deel van de Tweede Kamer moeten „veilig vrijende homo’s” bloeddonor kunnen zijn.
Twee homoseksuele donoren dienen in 1998 een klacht in bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), de voorloper van het huidige College voor de Rechten van de Mens, omdat ze vinden dat ze ten onrechte worden uitgesloten van het geven van bloed. De CGB stelt de bloedbank echter in het gelijk met het oog op de volksgezondheid.
In 2005 zegt voorzitter mr. A. G. Castermans in deze krant dat hij zich goed kan voorstellen dat Sanquin homoseksuele mannen als bloeddonor blijft weigeren „als daar moeilijk uit te sluiten risico’s aan verbonden zijn.”
In 2007 oordeelt de CGB opnieuw dat bloedbanken homoseksuele mannen mogen blijven uitsluiten als donor. Het verhoogde risico voor de volksgezondheid bij hun deelname kan volgens de commissie onvoldoende worden ondervangen met bloedtesten.
In 2011 neemt het D66-congres in Utrecht een voorstel aan waarin wordt bepleit dat homo’s voortaan ook bloed mogen geven.
Een jaar later eist een Kamermeerderheid dat het kabinet Sanquin opdraagt de regels zo te wijzigen dat mannen die seksuele contacten met elkaar hebben, niet langer worden uitgesloten van het bloeddonorschap.
Daarentegen zou seksueel risicogedrag het criterium moeten zijn. Sanquin reageert afwerend: „We kijken niet naar geaardheid, maar naar risicogedrag en daar is mannenseks er één van. Als je uitgaat van de zogeheten hiv-monitor dan kun je zien dat het risico op hiv-overdracht ongeveer honderd keer zo groot is als bij mannen met heteroseksuele seks”, aldus een woordvoerder van Sanquin.
In april dit jaar oordeelt het College voor de Rechten van de Mens dat het permanent uitsluiten van bloeddonatie van homoseksuele mannen tot discriminatie leidt.
Uit onderzoek van onder andere de Universiteit Maastricht zou blijken dat permanente uitsluiting niet langer noodzakelijk is voor de veiligheid van het bloed. Volgens het college moet Sanquin het donorbeleid aanpassen, iets waarvan minister Schippers zegt ook voorstander te zijn.
Deze week voerde de bewindsvrouw al overleg met homobelangenorganisatie COC en Sanquin. Volgens het COC heeft Sanquin nu voorgesteld om de termijn voor uitsluiting van bloeddonatie te beperken tot twaalf maanden na een homoseksueel contact, omdat de bloedbank over informatie beschikt waaruit zou blijken dat dit twaalfmaandencriterium beter is dan het seksueel risicogedragcriterium.
Sanquin stelt die gegevens nu beschikbaar aan het ministerie. Mede op grond daarvan neemt minister Schippers een besluit.
Hoe gaan andere landen om met bloeddonatie door homoseksuelen?
Zowel de Wereldgezondheidsorganisatie als de Europese Commissie sluit in de regel homoseksuelen uit van bloeddonatie. Het Europees Hof van Justitie sprak nog in april uit dat bloedbanken homo’s permanent mogen weigeren als ze kunnen aantonen dat deze mannen een groot risico hebben om bijvoorbeeld hiv op te lopen.
In het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Italië is seksueel risicogedrag inmiddels het geldende criterium voor het uitsluiten van bloeddonatie, in een aantal andere landen wordt daar ook over nagedacht.
De Amerikaanse toezichthouder op onder andere medicijnen FDA maakte vorig jaar bekend dat het homoseksuele mannen weer wil toestaan om bloed te geven.