Archibald Cook, een vertrooster van de treurenden
Weinig Evangeliedienaars hebben zo veel invloed gehad op het godsdienstige leven in de Schotse Hooglanden als de gebroeders Cook. Toch waren Archibald (1788-1865) en Finlay Cook (1778-1858) heel verschillend van karakter en gaven.
Finlay was lieflijker in de nodiging van het Evangelie, Archibald meer ontdekkend in zijn appel tot de onbekeerden. De twee vulden elkaar aan en hadden elkaar lief met een dubbele band: als broers en als herauten van het kruis. Hun prediking en pastoraat was bewogen en vol liefde voor verloren zondaren.
Op 6 mei 1856, 150 jaar geleden, overleed Archibald Cook. Gods kinderen waren erg op hem gesteld, omdat hij hun de verborgen omgang met de Heere verklaarde.
Archibald Cook kwam 1788 als boerenzoon ter wereld in Auchereoch, een gehucht in de parochie van Kilmory op het eiland Arran. Dit eiland bij de zuidwestkust van Schotland (ter hoogte van de havenstad Ayr) wordt ook wel ”Miniatuur Schotland” genoemd. Het prachtige heuvelachtige landschap is omgeven door gevarieerde kustformaties met hier en daar grotten.
Het eiland was eeuwenlang grotendeels verstoken van de Bijbelse Evangelieverkondiging, totdat de prediker Neil MacBride (1764-1814) in 1802 zijn intrede deed in Kilmory. Hij was een man met een tere godsvreze en een vurige bidder die de troon van genade aanliep om zegen op zijn werk te ontvangen. Twee jaar na zijn komst werden zijn gebeden en die van Gods kinderen verhoord, toen er op het eiland sprake was van een geestelijk ontwaken. Zondaren werden overtuigd van hun schuld en verlorenheid.
MacBride preekte niet alleen ontdekkend, maar „toonde het volk de heilige liefde van God in Christus, meer dan dat hij de verschrikkingen van de wet preekte”, aldus Andrew Bonar in zijn boekje over „dertig jaar geestelijk leven op Arran.” Bonar vervolgt: „Het schijnt een tijd geweest te zijn die het gezegde van een oude schrijver illustreert: „Niets kan de hardheid van het hart meer verbreken en het hartelijk doen treuren over de zonde dan als de ziel aan de borst van Christus ligt.””
Vasten en gebed
De opwekking duurde echter niet lang, want enkele jaren daarna nam de openbare goddeloosheid vooral onder de jeugd toe. MacBride sprak hierover met de godvrezenden en besloot met hen dagen van vasten en gebed in te stellen. En God hoorde de smeekbeden. In maart 1812 was de Geest opnieuw merkbaar werkzaam in het dorp. Velen kwamen tot bekering.
In die tijd werden ook de jonge Archibald en Finlay Cook in het hart geraakt. Van Archibald is bekend dat hij de Heere vanaf zijn prille jeugd kende. Tijdens de jarenvan opwekking werd zijn geloof verdiept en versterkt. Volgens J. R. Mackay, die een korte levensschets van hem schreef, werd zijn hoop krachtiger toen hij aan de voeten van de Zaligmaker werd gebracht. „Hij werd zo bezocht met een vertroostend gezicht op het kruis van Christus dat hij zich in de volle zekerheid van het heil mocht verheugen. De Heere had zijn voeten vastgemaakt op de Rots der eeuwen.” Zo mocht hij toenemen in de genade en de kennis van zijn Heere en Zaligmaker.
Bij Kilmory is nog de ”preaching cave” (preekgrot) te zien, de grot waar vele gelovigen ’s zondags bijeenkwamen. Zij konden het niet vinden onder de prediking van de opvolger van MacBride, Dugald Crawford, die de doorleving van de wedergeboorte niet noodzakelijk achtte. De gelovigen wachtten op betere tijden, die in de jaren twintig van de negentiende eeuw inderdaad aanbraken.
Intussen volgde Archibald Cook sinds 1814 colleges aan de universiteit van Glasgow. Hij wist zich evenals zijn broer geroepen tot het predikambt en werd in 1822 door de classis Glasgow toegelaten als proponent. Tijdens zijn verblijf in Glasgow ging hij ’s zondags meestal naar de Anderston Chapel om dr. John Love (1757-1825) te horen. De bevindelijke en christocentrische prediking van Love sprak hem bijzonder aan. In de acht jaar dat hij hem hoorde, kreeg Cook zo veel geestelijk onderwijs dat hij hierdoor meer toegerust werd voor zijn toekomstige taak dan in de collegezalen.
De nagelaten preken van Love hebben een diepe inhoud die herinnert aan de oude Schotse leraars uit de zeventiende eeuw, zoals James Durham, Andrew Gray en David Dickson, die ook in Glasgow voorgingen. Dezelfde accenten van Wet en Evangelie, dezelfde verbondsgedachte en de erkenning van de werking van Gods soevereine genade in de harten van zondaren, waren ook te vinden in de preken van Archibald Cook, die als proponent al veel hoorders trok.
Rijke oogst
In 1823 werd Cook bevestigd tot predikant-evangelist in Berriedale en Bruan, in het graafschap Caithness, in de noordelijke Hooglanden. In die tijd begonnen de lieflijke stralen van de Zon der gerechtigheid in het barre noorden in de harten van mensen te schijnen. Veertien jaar bleef Cook in deze streek, waar hij een rijke oogst had. Onder zijn prediking werden de hardste harten verbroken. Cook bezocht vele gemeenteleden, was geliefd onder Gods kinderen en wist zich door hun gebeden gedragen. Zijn collega-predikant Donald Sage merkte op: „Haast niemand in onze dagen heeft een ernstiger uitstraling, een vuriger verlangen, of bidt meer dan Archibald Cook.”
Gelukkig waren er meer dienaars van het Evangelie in Caithness, zoals Alexander Gunn en John Munro, zodat Cook niet alleen stond. Ook zijn broer Finlay kwam naar Caithness en was van 1835 tot 1837 Archibalds collega.
In 1837 vertrok Archibald Cook naar Inverness. In deze hoofdstad van de Hooglanden had hij het niet gemakkelijk. Enkele leidinggevende ”men” (ouderlingen die naast de predikanten een grote plaats innamen in het kerkelijk leven) gingen niet met hem mee toen hij in 1843 met honderden predikanten de Church of Scotland verliet en toetrad tot de Free Church. Hij moest wel vaker strijd voeren tegen ”the men”, die veel aanhang hadden en zich nogal eens kritisch uitlieten over de predikanten. Archibald Cook was een man van gezag die zich door hun soms starre houding niet uit het veld liet slaan. Al voor de afscheiding in 1843 kwam het in zijn eerste gemeente in Inverness (de East Church) tot een splitsing, waarover hij veel verdriet had. Niet iedereen waardeerde Cooks soms scherpe prediking. Zijn nieuwe onderkomen werd de North Church, later de Free North.
Na zeven jaar verliet Cook Inverness, toen hij een beroep aannam naar de Free Church van Daviot, een dorpje gelegen aan de hoofdweg van Inverness naar Edinburgh. Hier werd hij ook niet door iedereen welkom geheten. Al eerder, nog voor de afscheiding van 1843, wilde de gemeente een beroep op hem uitbrengen, maar dit werd door de landheer tegengehouden.
Moderne stroming
Archibald Cook stond van 1844 tot aan zijn dood in Daviot. Hij voelde zich op zijn plaats in de Free Church, hoewel hij zag dat daar ook een moderne stroming opkwam die afweek van de geestelijke erfenis van de voorvaderen. Cooks vriend Jonathan Ranken Anderson (1803-1859) uit Glasgow had zo veel kritiek op het geestelijk klimaat dat hij meer en meer van zijn kerk vervreemdde en in 1852 op zichzelf kwam te staan. Omdat Cook hem niet volgde in zijn ‘afscheiding’ bekoelde de vriendschap tussen hen. Niettemin brachten beiden een diep bevindelijke prediking die steeds zeldzamer begon te worden in Schotland.
Archibald Cook preekte meer bevindelijk dan leerstellig. Hij beschreef de bekeringsweg in de verschillende variaties die er mogelijk waren. Het ging hem er daarbij niet om om de bekeerde mens op een voetstuk te zetten, maar om Christus te verheerlijken in de redding van een zondaar. Terecht sluit Mackay zich aan bij een uitspraak van ”rabbi” Duncan over Jonathan Edwards die ook op Cook van toepassing is: „Zijn bevinding was in alles leer en zijn leer was in alles bevinding. Behalve een „zoon des donders” was hij ook „een vertrooster van de treurenden.” Het geneesmiddel voor hen, het bloed van Christus, kon hij lieflijk voorstellen.
Op de kansel zocht Cook de zielen onder zijn gehoor te bewegen tot het geloof en bracht hij het Evangelie als een onvoorwaardelijke nodiging tot het heil. Zo bracht hij de liefde van Christus aan het hart van de grootsten van de zondaren, en dat „zonder geld en zonder prijs.”
Beroerten
De twee laatste jaren van zijn leven sprak Archibald Cook niet veel meer. Het leek wel of zijn tong aan het gehemelte kleefde. Enkele beroerten tastten zijn spraakvermogen aan, maar maakten hem ook onderworpen aan Gods wil. Zijn broer Finlay was hem al voorgegaan in de eeuwige heerlijkheid. Archibalds lichaam werd steeds meer afgebroken. Tijdens de huisgodsdienst wist hij in gebroken zinnen nog wel te spreken en te bidden. Op 6 mei 1865 kwam de dag dat hij de raad van God op aarde had uitgediend. Hij ligt begraven op het kerkhof van Dunlichty in Daviot.
De volheid van Christus
„Eén druppel van de volheid van Christus geeft meer zaligheid en rust aan de ziel dan al de genietingen die zij had in de zonde en in de wereld. Want één druppel komt van Christus en leidt terug naar God. Zij geeft de ziel een onuitsprekelijke voldoening en blijdschap. De vernieuwde ziel vindt in het oneindige heil dat in God is alles wat haar in haar onsterfelijke natuur kan bevredigen. Deze druppels komen door gouden pijpen vanuit Christus, waardoor Christus tot de ziel nadert, haar tot Zich trekt, haar verlost van de kracht van de zonde en haar genegenheden op God richt. Aldus wordt deze geestelijke gemeenschap tussen God en Zijn volk onderhouden. Deze gemeenschap kent niemand van deze wereld dan alleen Christus en de ziel, totdat deze op de grote oordeelsdag zal worden bekendgemaakt.”
Uit: ”Sidelights on two notable ministries”, rev. Finlay Cook and rev. Archibald Cook, 1970.
U bent een redelijk schepsel
„Hoewel u een zondaar bent en niet in staat om uw hart te veranderen, bent u toch onder het Evangelie. U hebt zo veel licht om te zien dat de zonde u aankleeft, die u als een redelijk schepsel behoort te verlaten. God behandelt u als een redelijk schepsel. Roep daarom tot Hem om genade, om u in staat te stellen om tegen te zonde te strijden en om tot Christus te vluchten om gered te worden.”
Uit: ”Sermons by Noted Ministers of the Northern Highlands”, D. Beaton (red.), 1930.