Herdenken
Psalm 97:1a
„De Heere regeert, de aarde verheuge zich.”
God openbaart Zijn wonderbare goedheid, macht en voorzienigheid. Want nu eens verwekt Hij uit Zijn dienstknechten mannen van wie het duidelijk is dat ze redders zijn. Hij voorziet hen van Zijn bevel om een misdadige regering te straffen en het op onrechtmatige wijze verdrukte volk uit zijn jammerlijke ellende te bevrijden. Dan weer bestemt Hij daartoe de woede van mensen die iets anders bedenken en wat anders in de zin hebben. Zo heeft Hij het volk Israël uit de tirannie van Farao verlost door Mozes, en ook uit andere slavernijen door andere koningen of richters. De ondankbaarheid en goddeloze weerspannigheid van de koningen van Juda en Israël jegens zovele weldaden heeft Hij nu eens door de Assyriërs, dan weer door de Babyloniërs bedwongen en gestraft, ofschoon niet alles op dezelfde wijze. Want wat de eersten betreft: aangezien ze door een wettige roeping Gods opgewekt waren tot het verrichten van zulke daden, schonden ze, door de wapens tegen de koningen op te nemen, geenszins die majesteit, die door Goddelijke ordinantie de koningen gegeven is. Maar daar ze door de hemel gewapend waren, bedwongen ze de mindere macht door een meerdere, evenals het de koningen geoorloofd is hun stadhouders te straffen. Wat de anderen betreft: ze werden door Gods hand bestemd tot hetgeen Hem goed dacht, en volbrachten zonder het te weten Zijn werk, ook al waren hun gedachten boos.
Johannes Calvijn, predikant te Genève (”Institutie”, 1559)