Vrijheid kan niet zonder regels
Zeventig jaar geleden werd Nederland bevrijd. Vrijheid is iets om dankbaar voor te zijn. We kunnen gaan en staan waar we willen en zijn erg op onze vrijheid gesteld. Maar wat vrijheid precies is en hoe we onze vrijheid het beste kunnen bewaren, is toch een lastige vraag. Volgens velen is geloven in God daarvoor niet nodig. Is geloof in God een beknotting van de vrijheid? En moeten geloofsuitingen in de publieke ruimte daarom worden verboden?
JA
Dat God regels oplegt, valt niet te ontkennen. In de Bijbel lezen we dat God allerlei geboden en verboden voorschrijft. Op ongehoorzaamheid volgen sancties. Ook Jezus geeft in het Nieuwe Testament geboden en regels.
Het valt niet te ontkennen dat mensen tegenwoordig met die Bijbelse regels vastlopen. Onze samenleving is niet in staat om onder de wet van God te leven. Ook het volk Israël heeft dit nooit lang volgehouden.
Daarbij komt: mensen die zonder God willen leven, mogen nooit verplicht worden om gebukt te gaan onder vreemde regels waar zij de zin niet van inzien. Waarom zou een atheïst op zondag niet mogen werken als hij er niemand mee in de weg zit? Waarom zou een ongelovige niet mogen vloeken als er toch niemand in de buurt is die het hoort? Waarom moeten gelovigen zelfs indirect last hebben van de regels die gelovigen volgen, bijvoorbeeld als op zondagmorgen de kerkklok wordt geluid of als christenen ergens om stilte vragen omdat zij zo nodig willen bidden?
Het is daarom maar goed dat het christendom, of welke religie dan ook, niet meer de dominante cultuur is in Nederland. Geloofsregels zijn voor achter de voordeur, en niet voor op straat. De publieke ruimte dient religievrij te zijn, zodat iedereen ervan kan genieten.
NEE
Geloof en religie zijn beslist niet weg te denken uit de samenleving. Mensen moeten hun diepste overtuigingen kunnen uitdrukken, alleen of met gelijkgezinden, ook voor de voordeur. Immers, overtuigingen zijn niet zomaar meningen maar zitten dieper. Overtuigingen bepalen hoe mensen in het leven staan en welke waarden daarbij een rol spelen.
Daarom levert geloof juist een flinke bijdrage aan het welbevinden van de samenleving als geheel, omdat geloof ook de relatie tot onze medemens kleurt – bijvoorbeeld de wijze waarop er naar natuur en milieu wordt gekeken. Geloofsregels zijn dan ook meestal vrij algemeen. Ze betreffen bijvoorbeeld het algemeen menselijke verkeer, zoals het eigendomsrecht (”steel niet”) of het verbod op doodslag (”dood niet”), en daar is niets mis mee.
Bovendien: het behouden van vrijheid is juist wel gediend met regels, want vrijheid impliceert verantwoordelijkheid. Vrijheid moet je aankunnen, en daar hoort bij dat die vrijheid wordt beschermd door regelgeving. Verantwoordelijkheid en regelgeving vormen de basis van onze burgerplicht. Als andersdenkenden hinder ondervinden van iemands openbare geloofsuitoefening, dan kan dat alleen maar worden verdragen en uitgehouden op grond van wederzijds respect.
Daarbij mag worden uitgegaan van de veronderstelling dat gelovigen zichzelf ook grenzen stellen en er niet opuit zijn om tot hinder te zijn. Samen kom je er dan meestal wel uit.
Franklin Delano Roosevelt, de naam die onlosmakelijk verbonden is met de bevrijding van Nederland, sprak op 6 januari 1941 over vier fundamentele mensenrechten (”four freedoms”): vrijheid van meningsuiting, vrijheid van aanbidding, vrijwaring van gebrek, vrijwaring van vrees (”freedom of speech, freedom of worship, freedom from want, freedom from fear”). De vrijheid om te aanbidden is dus de tweede. Elke persoon moet de vrijheid krijgen om God op zijn eigen manier te aanbidden. Het ging Roosevelt niet slechts om de overtuiging in het hart, maar ook om het uitdrukken daarvan met woord en daad (”speech” en ”worship”).
DUS
Vrijheid in Nederland betekent dus ook vrijheid van geloof, en dat niet alleen thuis of in een afgelegen ruimte. Geloven mag ook het straatbeeld en het stadsbeeld bepalen, bijvoorbeeld door kerkgang, een kerkgebouw of door een standbeeld van Menno Simons. Vrijheid in Nederland sluit geloof in God niet uit maar in, omdat juist God mensen oproept om regels te handhaven die de medemenselijkheid raken en de samenleving dienen. Natuurlijk genieten niet alleen christenen deze vrijheid, maar ook Joden, moslims en nog anderen die uiting willen geven aan hun diepste overtuigingen.
Prof. dr. Henk A. Bakker is bijzonder hoogleraar geschiedenis, identiteit en theologie van het baptisme aan de VU te Amsterdam en docent theologie en historische theologie aan de Christelijke Hogeschool te Ede.