Mbo-manifest: Vmbo-top en havo aan elkaar verbinden
WOERDEN. De hoogste niveaus in het vmbo en de havo moeten aan elkaar verbonden worden. Daardoor bereiden deze schoolsoorten beter voor op een vervolgopleiding in het mbo.
Dat staat in een woensdagmiddag in Woerden gepresenteerd manifest van de MBO Raad, de koepel van mbo-scholen. Het voorstel wordt gesteund door de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) en de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO).
Het manifest wil de discussie aanzwengelen over de toekomst van het mbo. Dat is nodig, omdat veranderingen in het onderwijs, het bedrijfsleven en de samenleving straks vragen om een ander type beroepsbeoefenaar: die is breder opgeleid, maakt gebruik van wisselende vaardigheden en technieken, leert in kortere trajecten, bindt zich minder aan vaste werkgevers en heeft in zijn beroepsleven meer dan tien verschillende banen, aldus de opstellers van het manifest.
Zij constateren dat ouders aan het einde van de basisschool hun kind het liefst naar de havo of het vwo zien gaan. Het traject vmbo-mbo-hbo is, mede door het slechte imago van het vmbo en het mbo, minder populair dan het traject havo-hbo. Kinderen van twaalf zijn echter nog niet toe aan een definitieve keuze voor de ene of de andere route, aldus de opstellers. „Dit is ook in de ons omringende landen ongebruikelijk. De ervaring leert dat veelvuldig doubleren op de havo een serieus probleem is dat voorkomen kan worden als voor deze leerlingen de route vmbo-mbo openstaat.”
De opstellers van het manifest willen onderzoeken of de hogere niveaus in het vmbo (de gemengde en de theoretische leerweg) en de havo „vergaand” kunnen samengaan in de nieuwe leerlijn ”voorbereidend beroepsonderwijs”. Met dit advies sluiten zij aan bij het pleidooi van de koepel van middelbare scholen, de VO-raad, voor meer maatwerkdiploma’s.
Het mbo is niet gebaat bij de huidige indeling in vier niveaus, menen de opstellers van het manifest. „Deze heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het onbegrip over het mbo. Het imago is gaan corresponderen met dat van de laagste niveaus met het geringste aantal studenten.”
Zij zien de niveaus 3 en 4 als „de kern” van het mbo. De niveaus 1 en 2 staan respectievelijk voor entree-opleidingen en basisberoepsonderwijs. „Voor een behoorlijke doelgroep, bijvoorbeeld leerlingen uit het speciaal onderwijs, is dit het hoogst haalbare. Het blijft de opdracht van het mbo om ook deze doelgroep zo ver mogelijk te brengen”, staat in het manifest.