Het Armeense g-woord
Hebben theologen iets actueels te melden? Hier bloggen theologen wekelijks overtheologie en actualiteit. Vandaag Eric Peels.
Indrukwekkend was het, de 100-jarige herdenking van de Armeense genocide vorige week. Wereldwijd, maar vooral in Jerevan, de hoofdstad van Armenië. Ze stonden niet ver bij elkaar vandaan: antipoden als Hollande en Putin, en vele anderen. Een lid van de Nederlandse regering ontbrak. Gênant was de discussie over termen en semantiek, over massamoord, etnische zuivering of genocide: is het een ”feit” of praten we over een ”kwestie”. Je zult maar Armeniër zijn, in Nederland wonen, en dit moeten meemaken.
In 1933 verscheen het boek van Franz Werfel, ”De veertig dagen van de Musa Dagh”. Een historische roman over de wanhopige strijd van een groepje Armeniërs tegen een verpletterende Turkse overmacht anno 1915. Jaren geleden las ik het in één adem uit, om de inhoud nooit meer te vergeten.
Inmiddels zijn vrijwel alle historici het er over eens dat het om feiten gaat. Daarbij is het huiveringwekkend in Werfels boek de parallellen met de Holocaust te ontdekken, en dat járen voor de Endlösung. Je leest over een net van uitsluitende en isolerende maatregelen dat langzaam werd aangetrokken. De geschiedenis zou zich gaan herhalen, met dezelfde dodelijke gevolgen.
Toch zijn Nederlandse politici uiterst behoedzaam. Het is niet aan ons maar aan wetenschappers alsook aan de Turkse en Armeense regeringen om gezamenlijk tot een duiding te komen van deze feiten, aldus minister Koenders. Het klinkt redelijk, maar wat ligt er allemaal achter deze woorden? Politieke, financieel-economische, strategische belangen, vermoedt iedereen. En daar heb je als politicus nu eenmaal mee te rekenen.
Turkije zelf spreekt over „gedeelde pijn” (Erdogan), een bijproduct van de Eerste Wereldoorlog. Ergens, heel ver weg, kun je er iets van begrijpen. Het moderne Turkije bestaat nog geen eeuw, en als de schandvlek van genocide mede de weg daartoe heeft gebaand… Niet fijn om te erkennen. Hoe lang heeft het ook niet geduurd voor Nederland ruiterlijk toegaf dat het een onevenredig grote rol in de slavenhandel heeft gespeeld? En hoe moeizaam is het proces van verwerking van wat ‘onze jongens’ in Nederlands-Indië hebben gedaan? De wijze waarop de eigen geschiedenis wordt erkend en beschreven, zegt veel over de volwassenheid en morele veerkracht van een volk.
Terug naar Armenië en het g-woord. Een gevoel van moedeloosheid kan zomaar opkomen, als je ziet hoe machtspolitiek en grote belangen de waarheid overschaduwen. Je denkt aan het onnoemelijke leed van hen die een verschrikkelijke dood stierven. Aan alle daders die er zonder enig probleem mee wegkwamen. Een eeuw later nog geen erkenning van het sinistere kwaad dat hierachter stak. Blijft het daarbij? Verdwenen in het zwarte gat van de geschiedenis?
Wat mogen we blij zijn dat de Bijbel ook hierin een bevrijdende boodschap heeft. Er is er Eén die de geschiedenis kent en de waarheid aan het licht brengt. De beul heeft niet tot in de eeuwigheid een voorsprong op zijn slachtoffers. In het lied van Mozes wordt beeldend beleden dat bij God „alle dingen zijn bewaard, opgeborgen in zijn schatkamers” (Deut. 32:34). Hij komt erop terug en zal „wreken”. In de taal van de Bijbel heeft de wraak van God bij uitstek te maken met rechtsherstel. Gode zij dank dat God, de God van liefde, ook de God der wrake is. Dat betekent dat recht en waarheid bij Hem geborgen zijn. Onze menselijke wraak is kwalijk, zijn goddelijke wraak brengt eindeloos terecht. Hierin ligt de troost voor de talloze berooiden en bedrogenen van onze wereldgeschiedenis, de miljoenen die als muggen worden weggedrukt. „Reikhalzend kijk ik naar U uit, zelfs ’s nachts verlang ik naar U. Wanneer U een oordeel over de wereld velt, zullen de mensen op aarde gerechtigheid leren” (Jes. 26:9).
De auteur is hoogleraar Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.