Jaap Zwart staat in vuur en vlam voor de muziek
Lesgeven aan het conservatorium, concerteren en bijdragen aan de eredienst. Jaap Zwart houdt van alle facetten van zijn vak. Het gaat hem niet om groot, groter, grootst. „Ik kan een kwartier lang genieten van die ene, eeuwenoude prestant op ‘mijn’ orgel in Hattem. En het is toch geweldig als een conservatoriumstudent na een theorieles een moeilijke passage uit zijn hoofd speelt?”
Hij praat niet zo graag over zichzelf. „Wat schieten mensen daarmee op?” vraagt Jaap Zwart zich af. De Hattemse musicus vertelt liever over muziek, over het onderwijs en over de Kodálymethode die hij in Hongarije op het spoor kwam. „Wat de muzieklessen op Nederlandse basisscholen betreft, is het vijf over twaalf. Die lessen moeten vooral leuk en creatief zijn en een doorgaande lijn ontbreekt. Alles wat bijdraagt aan de verbetering van de muzikale vorming van kinderen is dus winst.”
- Het onderwijs heeft mijn hart.
„Ja, ik heb een prachtbaan als docent theorie, improvisatie en analytisch studeren. Tien jaar geleden zette ik een knop om. Het helpt niet om te klagen over het niveau van conservatoriumstudenten. Als zij iets niet snappen, doe ik blijkbaar wat verkeerd. In mijn zoektocht naar vernieuwing stuitte ik op de Kodálymethode, waarbij het ervaren van klank een belangrijke plaats inneemt. Tijdens een bezoek met collega’s aan Hongarije ontdekte ik dat kinderen daar dankzij de Kodálymethode zonder problemen zuiver en meerstemmig zingen. De methode die de componist Zoltán Kodály in de vorige eeuw ontwikkelde, is gebaseerd op solmisatie. Mensen leren zingen aan de hand van de reeks do, re, mi, fa, so, la, ti, do, waarbij elke toonhoogte aan een handgebaar is gekoppeld. Kodály baseerde zich op de methode die de Engelsman John Curwen in de 19e eeuw voor zondagsscholen schreef. Kerkgangers in Schotland zongen dankzij Curwen tot in de vorige eeuw vierstemmig. Niet met noten, maar met letters voor hun neus. In een Schots gezangenboek begint de sopraan bijvoorbeeld in lied 190, ”The holy Spirit”, met ”d, r, m, f, s, m”, terwijl de bas ”d, s, d, l, s, d” zingt. Ik zou het geweldig vinden als christelijke basisscholen hun nek zouden durven uitsteken door de Kodálymethode te gaan gebruiken.”
- Mensen die muziektheorie taai vinden, moeten maar eens een paar lessen bij mij volgen.
„Ach, misschien. Het woord theorie klinkt best droog, maar als je het vak op een goede manier invult, zijn de lessen een verrijking. Ik geef ook analytisch studeren. Veel studenten kijken naar noten en vertalen die naar een greep op hun instrument. Maar als ze eerst zoeken naar de betekenis van die bolletjes en dit vervolgens vertalen in klank, gaat het studeren veel makkelijker en onthouden ze de muziek beter.”
- Ik draag mijn achternaam met ere.
„Ja, want mijn grootvader, Jan Zwart, was een goede componist. Ik ben met zijn muziek opgegroeid. Wat ik ook in hem waardeer, zijn zijn studiezin en zijn behoefte aan diepgang. Overigens is de naam ”Zwart” voor mij geen handelskenmerk. Als er op een concertprogramma geen stuk van mijn grootvader staat, vragen mensen mij soms of ik afstand van hem heb genomen. Ik heb vroeger verschillende kerstconcerten gegeven in de Amsterdamse Oude Kerk. Toen ik een keer de Kerstsuites van mijn opa niet op het programma had gezet, kreeg ik een brief van een concertganger die zich afvroeg of ik nog wel gelovig was. Dergelijke zaken zijn natuurlijk niet aan de orde.”
- Ik ben mijn vader dankbaar dat hij mij in het diepe heeft gegooid. Zonder hem was ik nooit zover gekomen.
„Het eerste klopt, maar dat laatste weet ik niet. Als je echt iets wilt, zoek je naar wegen om dit te bereiken. Toen ik veertien was, vroeg mijn vader of ik een koorrepetitie van hem over wilde nemen. Ik begeleidde zijn koren. Hij maakte er een sport van om mij de muziek heel kort, soms een halfuur van tevoren, te geven. En dan vertelde hij waar ik een halve toon hoger moest spelen. Ik had een goede band met mijn vader en heb hem later gevraagd waarom hij voor deze aanpak koos, want bij mijn broers deed hij dit niet. Hij vertelde toen dat dit zijn andere zoons zou hebben geschaad, maar dat hij wist dat ik dit aankon. Mijn vader heeft mij geleerd om mijn eigen weg te gaan. Ik speelde thuis vaak met hem samen, zonder van tevoren de muziek te hebben gezien. Zo leerde ik de symfonieën van Beethoven en Haydn kennen.”
- De geschiedenis herhaalt zich: Jaap Zwart en een Jaap Zwart junior zitten regelmatig samen achter de klavieren.
„Ja, want mijn zoon Jaap speelt mooi piano en goed orgel. Vorig jaar hebben we samen een concert gegeven en dat gaan we dit jaar weer doen. We voeren dan een nieuw werk van mijn oud-leerling Johan Haaksma uit, dat hij voor ons heeft geschreven. We kruipen thuis ook regelmatig achter de klavieren. Niet omdat het zo interessant is dat er twee Jaap Zwarten spelen, maar omdat we intens van muziek genieten.”
- Naast mijn voorliefde voor Duitse en Franse romantiek geniet ik enorm van componisten zoals Sweelinck.
„Als je op het 16e-eeuwse orgel in Hattem speelt, ga je vanzelf muziek uit die tijd waarderen. Het zijn in feite koorstukken, waarin motieven in alle stemmen terugkomen. Mijn vader verbreedde mijn horizon. Hij luisterde van alles – niet alleen Bach, maar ook Stravinsky. Ik ben een omnivoor en geniet zowel van Sweelinck als van Indiase muziek. Mijn wereld beperkt zich dus niet tot de Duitse en de Franse romantiek. Een werk hoeft ook niet groots te zijn om indruk te maken. Denk aan de psalmen, de melodie van Psalm 26 is bijvoorbeeld van een ongekende schoonheid.”
- Carrière maken boeit mij niet.
„Inderdaad, ik heb bijvoorbeeld nog nooit een briefje naar een concertcommissie geschreven met het verzoek te mogen spelen. Soms vertelt iemand mij enthousiast over zijn concertreizen naar Japan en de Verenigde Staten. Ik verlang eerlijk gezegd niet naar zulke trips. Ooit was ik in het dorp Surhuisterveen uitgenodigd. Een week later werd mij gevraagd om een concert in, ik meen, de Haarlemse Bavo te geven. Toch ben ik naar Surhuisterveen gegaan, omdat de Friezen de eersten waren. Ik heb geen ambities, maar sta wel in vuur en vlam voor muziek. Die opstelling heeft met mijn geloof te maken. Wees dankbaar en doe je werk zo goed mogelijk. Het resultaat van die inspanningen moeten we aan God overlaten. Soms hoor je daar iets van. Zo vertelde een man dat mijn voorspel over Psalm 8 hem jaren geleden tijdens een kerkdienst had geraakt.”
- Niet alles kan tijdens een kerkdienst aangenaam klinken, vanwege de inhoud van de psalmen.
„Ik heb ooit in een interview gezegd dat ik nerveuzer ben voor een kerkdienst dan voor een concert. Als organist lever je een belangrijke bijdrage. Ik probeer dit te doen door mij open te stellen voor wat er gebeurt en wat er wordt gezegd. Net als een dominee verkondig ik niet altijd een aangename boodschap. Zo improviseerde ik tijdens een kerstdienst een modern voorspel over het tweesnijdend scherpe zwaard. Mijn ervaring is dat gemeenteleden dit oppikken. Ooit vroeg een vader zich hardop af wat ik deed. Nadat zijn dochter hem adviseerde om in zijn psalmboek te kijken, begreep hij dat mijn orgelspel aansloot bij de tekst.”
- Ik improviseer graag.
„Improviseren is een ambacht. Je moet een bepaalde gedachtegang volgen en tegelijkertijd openstaan voor verrassingen. Tegenwoordig spelen pianisten tijdens een uitvoering van een pianoconcert van bijvoorbeeld Beethoven meestal de cadens van Beethoven zelf, terwijl dat moment juist bedoeld is om te improviseren. Vroeger werd je meer verrast tijdens een concert. Luister naar oude opnamen van pianisten. Zij veroorloofden zich veel meer vrijheden dan huidige musici. Precies spelen wat er staat, is een laatromantisch idee dat creativiteit in de weg staat.”
- Als ik bezoekers niet raak, is een concert mislukt.
„Nee, want als ik speel, houd ik mij enkel met de muziek en niet met het publiek bezig. Natuurlijk moet ik zorgen dat de muziek zeggingskracht heeft en probeer ik een werk zo mooi en verstaanbaar mogelijk te laten klinken. Hoe mensen mijn aanpak waarderen, is aan henzelf. Sowieso is mijn interpretatie nooit hetzelfde. Elke keer dat ik een werk van bijvoorbeeld Bach speel, probeer ik dit te benaderen als een nieuw stuk dat ik voor het eerst hoor. Soms veroorloof ik mij vrijheden. Zo negeerde ik in een fuga de aanwijzingen van Mendelssohn. Hoewel hij aangeeft dat dit stuk met het volle werk moet worden gespeeld, koos ik voor een fluisterzachte registratie. Daardoor kwam de fuga beter tot zijn recht.”
In staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Volgende aflevering: 9 mei.
Levensloop Jaap Zwart
Jaap Zwart (1955) is een kleinzoon van Jan Zwart. Zijn vader, Jaap Zwart sr., bereidde hem voor op het conservatorium. Zwart studeerde aan het Conservatorium van Amsterdam hoofdvak piano bij Jan Kruyt en hoofdvak orgel bij Simon C. Jansen. Daarna deed hij het hoofdvak theorie der muziek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.
Hij was docent aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort. Later ging hij als theoriedocent aan de slag bij het Utrechts Conservatorium. Momenteel is Zwart als docent theorie, improvisatie en analytisch studeren verbonden aan het Conservatorium van Amsterdam. Samen met collega’s van andere conservatoria maakt hij zich sterk voor de zogeheten Kodálymethode, waarbij mensen leren zingen aan de hand van de reeks do, re, mi, fa, so, la, ti, do en elke toonhoogte aan een handgebaar is gekoppeld. Zwart introduceerde deze Hongaarse methode aan het Conservatorium van Amsterdam. De master muziek als vak van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag is op de Kodálymethode gebaseerd.
Zwart is als organist verbonden aan de Grote Kerk in Hattem en de Grote Kerk in Harderwijk. Incidenteel begeleidt hij kerkdiensten in de Grote Kerk in Zwolle en de Zuiderkerk in dezelfde plaats. Hij geeft regelmatig concerten, is een veelgevraagd begeleider en dirigeert af en toe koren.