Commentaar: Grondslagdiscussie bij CU begrijpelijk, jammer en niet zonder risico
Eerlijk is het natuurlijk wel, dat de ChristenUnie haar grondslag herdefinieert. Al sinds de oprichting in 2000 is die een punt van discussie. Een deel van de leden voelde zich thuis bij de grondslag, waarin de gereformeerde belijdenis een prominente plaats had, een ander deel bepaald niet. En die laatste groep lijkt de laatste jaren groter te worden.
De CU trekt steeds meer mensen aan die wel christen zijn, maar die grote moeite hebben met (delen van) de gereformeerde belijdenis. Voorheen waren het vooral behoudende evangelicalen die de verdediging van de kinderdoop in bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus bezwaarlijk vonden. Nu zijn er ook rooms-katholieken die wel wat zien in de CU, maar voor wie de omschrijving van de mis als een „vervloekte afgoderij” in die catechismus een struikelblok vormt. Wanneer je als partij die mensen een politiek thuis wilt geven, zul je je grondslag aan moeten passen.
Jammer is die aanpassing ook. Met de verplaatsing van de drie gereformeerde belijdenisgeschriften naar de preambule wordt een stap gezet. Terwijl juist in deze belijdenisgeschriften belangrijke en concrete handvatten zitten voor het politiek handelen. Het meest expliciet daarin is artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB), waarin uitgesproken wordt dat de overheid dienares van God is. Geen enkele andere belijdenis zegt dit zo nadrukkelijk.
Ook al wordt onder orthodoxe protestanten verschillend gedachte over de uitleg van artikel 36 van de NGB, feit is dat in lijn met de woorden van Paulus in de Romeinenbrief dit een voluit Bijbels gegeven is. Die gedachte staat nu niet meer in de kern van de grondslag, maar is een notitie geworden in de kantlijn waaruit je eventueel kunt putten. Dat is verlies.
Zonder risico is deze stap zeker niet. De geschiedenis heeft geleerd dat een grondslagwijziging nooit zonder gevolgen blijft. Schuiven leidt vaak tot versneld doorschuiven. Dat is de ervaring geweest bij bijvoorbeeld het CDA. Oorspronkelijk wilde dat een partij zijn voor alle christenen. Later werd dat een partij die zich wilde laten leiden door christelijke waarden. Inmiddels is dat een partij die er oog voor heeft dat er meer is in dit leven dan geld en goed. Ieder die daar wel iets in ziet, kan lid worden. Met als gevolg dat de C van het CDA tamelijk bleek is geworden. Dat moet voor de CU een belangrijke waarschuwing zijn.
Zeker, de partij wil zich blijven profileren als christelijke partij. In het nieuwe voorstel wordt verwezen naar de geloofsbelijdenis van Nicea. Daarin staat het verzoenende werk van Christus centraal. Dat is de kern van het christelijk geloof. Maar de expliciete verwijzing naar de taak van de overheid ontbreekt daarin, evenals de uitleg van de Tien Geboden en de overtuiging dat de mens geneigd is tot alle kwaad, zoals de Heidelbergse Catechismus beschrijft.
In het geluid dat de CU nu laat horen, klinken met regelmaat Bijbels-orthodoxe tonen. Dat moet blijven. Maar het verwisselen van de stemvork zoals de partij nu wil, heeft het gevaar dat dit leidt tot een andere toonhoogte als die vork in handen komt van leden die denken vanuit een ander theologisch kader.