Studenten TUA bijeen rond thema spiritualiteit en rentmeesterschap
Ontroerende geloofsgetuigenissen van Gentse criminelen, ernstige levensvragen van Franciscus van Assisi en klemmende waarschuwingen van Richard Baxter: Apeldoornse theologiestudenten hoorden ze deze week aandachtig aan.
Momenten van serene stilte waren er de achterliggende dagen regelmatig tijdens de jaarlijkse themadagen van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). In klooster Frenswegen in het Duitse Nordhorn waren de studenten drie dagen bijeen rond het thema ”Spiritualiteit en rentmeesterschap”.
Stilte is er onmiskenbaar als de studenten een excursie maken naar het franciscaner Kloster Bardel in Bad Bentheim –waar negen monniken wonen– en gids Ulrich Oettel tijdens zijn verhaal regelmatig de drie levensvragen van Franciscus van Assisi opsomt: Wie ben ik? Waarom ben ik hier? Waar ga ik heen?
De rondleiding eindigt op de begraafplaats bij het klooster. „Alles preekt hier”, zegt Oettel met een zekere emotie in zijn stem, terwijl hij wijst naar tientallen gelijksoortige kruisen. Enkel een naam en het jaar van geboorte en overlijden staan erop vermeld. „Voor God zijn alle mensen gelijk”, aldus Oettel. Daarom krijgt geen enkel overleden lid van de gemeenschap een groter of mooier kruis boven zijn graf dan de ander: of hij nu broeder, pater of rector van de kloosterschool was. Luid kwetterende vogels verdrijven even de plechtige stilte.
Beduidend minder stil is het tijdens een bevlogen lezing van onderzoekster dr. Pieta van Beek van de Universiteit Utrecht over met name het leven van Anna Maria van Schurman en de Zuid-Afrikaanse predikantsvrouw Maria Murray Neethling. Van Beek benadrukt „het verbazende feit dat er de laatste decennia honderden, zo niet duizend boeken zijn gepubliceerd over vrouwen en hun geschriften in veel talen, maar dat die vrijwel genegeerd worden in de handboeken van de geschiedenis, ook die van de Nederlandse kerkgeschiedenis of religiegeschiedenis.”
Stil is het als H. Bor, oud-evangelist in het Belgische Gent en aalmoezenier in de gevangenis daar, verhaalt van zijn ervaringen in de Gentse bajes. „De mannen die daar zitten, verwachten dat je hen de weg wijst. Daarom moet je eerbied voor Gods Woord hebben en dicht bij dat Woord blijven. En nooit een richting aangeven die vaag is, of waar ze twee kanten mee op kunnen.”
Van die vaagheid toont ook dr. H. Geertsema zich geen voorstander. De directeur van het Praktijkcentrum voor onderzoek en dienstverlening in Zwolle gaat in zijn lezing in op de vraag hoe vroomheid in een kerkelijke gemeente kan worden bevorderd. Hij waakt er daarbij voor om vroomheid en rentmeesterschap tegen elkaar uit te spelen: „Een gemeente in een christelijk dorp met veel arme mensen zal anders haar vroomheid ontwikkelen dan een gemeente in een grote stad met een sterk seculiere of niet-christelijk gelovige omgeving waar armoede geen rol speelt.”
Naast lezingen van prof. dr. M. J. Paul over vroomheid en rentmeesterschap in het Oude Testament en dr. J. D. Th. Wassenaar over vreemdelingschap en rentmeesterschap, staat verder een lezing van prof. dr. J. Graafland over spiritualiteit, economie en rentmeesterschap op de agenda. Een van zijn conclusies is dat duurzaamheid weinig prioriteit heeft in het dagelijks economisch handelen van veel christenen.
Prof. dr. J. Hoek gaat in op de waarde en relevantie van gereformeerde spiritualiteit in een seculiere samenleving. Al is er veel reden tot zorg, toch wil prof. Hoek niet pessimistisch zijn waar het gaat om de toekomst van gereformeerde spiritualiteit: „De kracht van de eredienst mogen we niet onderschatten. Daarnaast is er de moeilijk te overschatten betekenis van het gebed. En onze hoop is op God Die leeft en steeds weer voor verrassingen zorgt.”
Aanvechtingen
In de slotlezing gaat prof. dr. A. Baars in op spiritualiteit in de prediking. De emeritus hoogleraar zegt er „diep van overtuigd te zijn dat het van belang is om beducht te zijn voor valse profeten die de geest van vrees, leugen en ijdelheid, van mammon en de macht rustig laten staan.”
Daartegenover plaatst prof. Baars vijf kenmerken van een door God geroepen predikant: hij is een geestelijk mens –„zoals de Engelse puritein Richard Baxter dit punt met een diepe ernst aan de orde stelt”–, hij geeft met geestelijk onderscheid leiding aan de schapen van zijn kudde, en hij zoekt de geestelijke groei van de gemeente te bevorderen.
Ook laat zo’n prediker zien dat geestelijke leiding alles te maken heeft met de grote levensvragen in deze tijd –„dus ook met een geestelijke visie op onze omgang met geld en goed, schepping en milieu”– en hij staat met zijn geestelijke benadering van zijn werk midden in de (postmoderne) aanvechtingen.
Een dienaar van het Woord heeft veel aanvechtingen, aldus prof. Baars. „De belangrijkste is wel: sta ik als dienaar recht en vrij tegenover God en Zijn Woord? Mijn prediking gaat mee tot ik eenmaal sta voor de rechterstoel van Christus. Heb ik dan genoeg gelokt, gewaarschuwd, ontmaskerd en genodigd?”