Muziek

Mirjam van den Hoek voelt zich kwetsbaar op de bok

Koordirigent worden was geen droom. Mirjam van den Hoek (21) uit Rotterdam wilde de opleiding voor muziekdocent gaan doen. Dankzij de alt Sytse Buwalda gooide ze het over een andere boeg. Hij vond dat zij koordirectie moest gaan studeren. Inmiddels zit ze in haar derde jaar. „Er is niets geweldiger dan samen met koorleden iets moois neer te zetten.”

15 April 2015 21:00Gewijzigd op 15 November 2020 18:12
Mirjam van den Hoek geniet van de koordirectielessen van Wiecher Mandemaker (r.). Beeld Cees van der Wal
Mirjam van den Hoek geniet van de koordirectielessen van Wiecher Mandemaker (r.). Beeld Cees van der Wal

Wiecher Mandemaker krabde zich vier jaar geleden achter de oren toen de 17-jarige Mirjam bij hem aanklopte voor een proefles. „Hij vertelde mij dat hij niet vaak zulke jonge studenten krijgt. Het zijn veelal twintigers en dertigers die koordirectie gaan doen, mensen die al een muziekstudie achter de rug hebben. Wiecher waarschuwde mij dat ik voor een zware studie koos.”

Mirjam hield vol en mocht het van Mandemaker proberen. Ze combineerde haar zesde vwo-jaar met de vooropleiding van het Rotterdamse conservatorium. „Ik veranderde –ook tot mijn eigen verrassing– van een flierefluiter in een nerd die keihard studeerde.”

De Zeeuwse werd toegelaten tot het conservatorium. Ze is Mandemaker nog altijd dankbaar voor de kans die hij haar gaf. „We hebben een klik. De hoofdvaklessen zijn een feest.”

Waarom volgde je het advies van Sytse Buwalda op?

„Toen ik op de Prins Maurits in Middelharnis zat, deed ik jaarlijks mee aan de Scratch Messiah in Leiden. Eens was ik mijn boek vergeten en zong ik alles uit mijn hoofd. Na afloop van het concert sprak de alt Sytse Buwalda mijn muziekdocent Mar van der Veer aan en informeerde of Mar het meisje kende dat alles uit haar hoofd zong. Buwalda vroeg hem mij te vertellen dat ik koordirectie moest gaan studeren.

Ik zat destijds in 4 vwo en heb dit advies even naast mij neer­gelegd. Een jaar later ben ik naar de open dag van het conservatorium gegaan, heb ik een proefles koordirectie aangevraagd en was daarna verkocht.”

Welke invloed had het muziek­klimaat op de Prins Maurits?

„Tijdens mijn eerste schoolweek piekerde ik er niet over om naar het brugklaskoor te gaan. Misschien vonden anderen het gek als je koorlid werd. Ik hield dit een paar dagen vol en heb vervolgens in het brugklas-, middenbouw- en bovenbouwkoor gezongen.

Muziekdocent Mar van der Veer is een stimulator. Ik reed vanaf de derde met hem mee naar school. Onderweg ging het over het schoolleven én over muziek. Mar overhoorde graag mijn repetities geschiedenis. Tijdens mijn eerste koorreis met school naar Frankrijk en Duitsland zat ik vaak naast hem in de bus. Hij legde mij veel uit over muziektheorie. Ik genoot daar ontzettend van.”

Hoe ziet het leven van een student koordirectie eruit?

„Wekelijks heb ik zo’n vijftien lessen. Naast het hoofdvak volg ik de bijvakken zang, orkest­directie, hafabradirectie en piano. Dagelijks studeer ik zo’n vier uur. Studeren bestaat veelal uit het analyseren van een muziekwerk door teksten te vertalen, na te gaan welke stem waar belangrijk is en te kiezen welke woorden ik wil benadrukken. Elke melodie zing ik minstens honderd keer. En uiteindelijk komt natuurlijk de slagtechniek aan bod.

Jaarlijks behandelen we tijdens de hoofdvaklessen koordirectie delen van diverse composities. Binnenkort ga ik mij buigen over de ”Neue Liebeslieder Waltzer” van Brahms. Daarvoor heb ik onder andere de derde cantate uit Bachs Weihnachts-Oratorium, Haydns Theresienmesse, het Requiem van Fauré en een mis van Stravinsky gestudeerd. Ik ben ongeveer anderhalve maand per muziekstuk bezig, maar af is het natuurlijk nooit.”

Loop je weleens vast?

„Soms is muziek zo ingewikkeld, dat ik vastloop. Ik ben op zoek naar de bedoeling van de componist en de muziek. Als perfectionist en iemand die graag alles onder controle heeft, is het moeilijk om zeker te weten wat de componist nu eigenlijk wilde met zijn muziek. Mijn docent hamert erop dat ik ook in zulke situaties keuzes moet maken.”

Hoe is het om als christen veel met religieuze muziek bezig te zijn?

„Bijzonder. Ik merk dat ik een voorsprong op veel studenten heb, omdat ik bijvoorbeeld metaforen in Bachs Matthäus Passion beter kan plaatsen. Religieuze werken raken mij vaak. Soms word ik meer gegrepen door een Bach­cantate dan door een preek. Tegelijkertijd vind ik niet –zoals soms gezegd wordt– dat een christelijke solist een religieus werk beter tot zijn recht kan laten komen dan een niet-christen.”

Is het lastig om zo jong al op de bok te staan?

„Ja, want ik moet nog veel leren. Als dirigent kan ik mij nergens achter verschuilen en voel ik mij kwetsbaar. Een pianist legt zijn emoties in een piano, ik leg ze in een groep mensen. Om dit voor elkaar te krijgen, moet ik koor­leden laten ervaren wat ik voor een stuk voel. Pas als ik open en eerlijk ben, inspireer ik mensen. Dat maakt het vak mooi, uitdagend, persoonlijk en tegelijk zwaar.”

Bied je koorleden de ruimte om hun zegje te doen?

„Zeker. Als dirigent moet je elke noot en elk woord kennen én een eigen visie op de muziek hebben. Koorleden voelen het haarfijn aan als iemand geen idee heeft wat hij aan het doen is, maar het kan zijn dat datgene wat ik thuis bedacht heb, in de praktijk niet werkt. Je moet openstaan voor ideeën van anderen en die meenemen in de interpretatie.”

Je dirigeerde op eigen verzoek tijdens de Scratch Messiah in Leiden

„Dat was geweldig om te doen. Van de dirigent, Paul Valk, mocht ik zelf enkele delen kiezen. Sowieso vond hij dat ik het ”Hallelujah” moest dirigeren. Het wende snel om voor ruim 800 mensen te staan. Ik heb jarenlang mee­gezongen met de Scratch Messiah en ken de gevaarlijke punten. Zo versnellen de mannen altijd aan het begin van ”He trusted in God”. Dit jaar wist ik dat binnen de perken te houden.”

Je bent nu drie jaar bezig. 
Hoe bevalt de studie?

„Het is moeilijker én mooier dan ik had gedacht. Koordirectie komt dicht bij mijzelf. Je leert jezelf heel goed kennen. Maar het is indrukwekkend wat muziek met je kan doen en hoe je geraakt kunt worden door muziek. Neem bijvoorbeeld de Matthäus Passion. Zo bekend, maar elk jaar beleef je het anders. Steeds ontdek je nieuwe dingen. Dat blijft fascinerend.”

Bestaat er nog iets anders dan muziek?

„Ik skeeler graag. Maar ook tijdens het skeeleren beluister ik muziek. Vooral Bach. Sowieso gaat er geen dag voorbij zonder dat ik mij over muziek buig of ernaar luister. Ik ben natuurlijk ook gewoon een student die van gezelligheid houdt, met vrienden iets leuks doen is voor mij belangrijk.”


Valkuilen voor een dirigent

Wat een goede koordirigent kenmerkt? Wiecher Mandemaker, docent koordirectie aan het Rotterdamse conservatorium Codarts, hoeft niet lang over een antwoord na te denken. „Hij beschikt over goede contactuele eigenschappen en over inlevingsvermogen, zodat hij de cultuur van een koor onderkent en daar op een goede manier op inspeelt. Hij weet hoe hij met de menselijke stem moet omgaan, bezit een gezonde dosis muzika­liteit en kan relativeren.”

Elk koor is anders, weet de docent. „Sommige koren zijn buitengewoon braaf en doen altijd wat de dirigent zegt. Er zijn ook koren met leden die veel over muziek en over muziekstijlen weten of een taal uitstekend beheersen. Als een dirigent een opmerking over een foute uitspraak krijgt, moet hij niet –zoals vaak gebeurt– op zijn strepen gaan staan en zo’n aanwijzing negeren. Aan de andere kant moet een dirigent zin van onzin kunnen onderscheiden. Sommige mensen denken onterecht dat ze ergens verstand van hebben.”

Er bestaan veel valkuilen voor een dirigent. „Een belangrijke valkuil is dat hij zo in zijn eigen muzikale wereld zit en gelooft in zijn eigen kunnen dat hij het contact met de realiteit verliest. Hij wil dan een compositie koste wat het kost uitvoeren en ziet over het hoofd dat zijn koor de kwaliteiten mist om zo’n werk goed uit te voeren. Daarmee doet hij een compositie geen recht, terwijl de koorleden gefrustreerd raken.

Een andere valkuil is dat iemand als het goed gaat naast zijn schoenen gaat lopen en onaangenaam in de omgang wordt. Ik pleit ervoor om hard en netjes te werken en met beide benen op de grond te blijven staan.”

Hoe herkent Mandemaker of iemand aanleg heeft voor het vak? „Iemand legt auditie af voordat hij op het conservatorium wordt toegelaten. Hij mag met een door ons samengesteld koor een zelfgekozen werk instuderen. Wij zijn benieuwd hoe hij beoordeelt welk niveau dit koor heeft, in hoeverre hij het stuk kent, hoe hij repeteert en met de groep omgaat. Als de koorleden eenmaal de noten kennen, moet hij met zijn interpretatie op de proppen komen. Al deze elementen bieden voldoende zicht op iemands mogelijkheden en onmogelijkheden.”


Mirjam van den Hoek

Mirjam van den Hoek (21) groeide op in het Zeeuwse Kerkwerve en is lid van de christelijke gereformeerde kerk. Ze kreeg vanaf haar zevende vioolles en zong jarenlang op het kinderkoor van haar moeder. Op de Prins Maurits in Middelharnis was ze lid van de koren van deze scholengemeenschap. Inmiddels studeert ze koordirectie aan het Rotterdamse conservatorium Codarts in Rotterdam bij Wiecher Mandemaker en zit ze in haar derde jaar. Mirjam is lid van de Rotterdamse Laurens­cantorij, waar haar docent op de bok staat. Zelf dirigeerde ze verschillende koren en begint ze binnenkort bij jongerenkoor Young Chamber Choir in Barneveld. Op haar eigen verzoek dirigeerde ze in februari enkele delen van Händels ”Messiah” tijdens de Scratch Muziekdagen in Leiden. Ze gaf daarbij leiding aan ruim 800 zangers en instrumentalisten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer