Mooi bewogen foto’s zijn niet lelijk

Tijdens een kinderverjaardag wordt een rolletje volgeschoten met plaatjes van taart etende kinderen, het onstuimig uitpakken van cadeautjes en van spelletjes spelend kroost. Vol verwachting worden de kiekjes opgehaald en wat blijkt? De actiefoto’s die zo leuk moesten worden, zijn bewogen! „De volgende keer iets stiller staan, maar die kinderen zijn ook zo wild!” Na zo’n teleurstelling zal het des te merkwaardiger klinken dat sommige fotografen expres ’mislukte’ foto’s maken. Niet alle bewogen beelden zijn lelijk!

13 February 2004 19:48Gewijzigd op 14 November 2020 00:58

Elke gelegenheids- of amateur-fotograaf is wel eens tegen het probleem aangelopen dat er te weinig omgevingslicht is om een goede foto te maken. Meestal is de remedie even duidelijk als het probleem: gewoon de flitser gebruiken. De meeste compactcamera’s en spiegelreflexen lossen de moeilijkheid zelf op en klappen de flitser automatisch omhoog. Maar in sommige gevallen is het gebruik van een flitser niet wenselijk, niet toepasbaar of is er gewoon geen (voldoende krachtige) flitser voorhanden.

Volgens een bekende vuistregel hebben we voor een scherpe, uit de hand genomen foto een maximale sluitertijd van 1/brandpuntsafstand nodig. Voor een licht ingezoomde foto (telestand) met een brandpuntsafstand van 120 mm is dus een sluitertijd van maximaal 1/120 seconde nodig. Bij compactcamera’s moet je de brandpuntsafstand meestal zelf inschatten, omdat deze nergens is weergegeven. Sommige intelligente camera’s waarschuwen de gebruiker als de benodigde sluitertijd te lang is voor de gebruikte brandpuntsafstand.

In de zomer zullen er niet snel problemen optreden, maar als je bij somber weer buiten met een teleobjectief aan de gang gaat of binnenshuis een foto maakt, is er al snel te weinig licht om aan de eis van de vuistregel te voldoen.

Naast het instellen van een hogere ISO-waarde of het gebruik van een gevoeliger film, kan natuurlijk een statief gebruikt worden. Tijdens een wandeling is het meezeulen van een grote, zware driepoot echter niet altijd een reële optie. Gelukkig bestaan er ook lichtere en mobielere alternatieven, bijvoorbeeld het eenbeenstatief en de tafelstatieven. Deze bieden beduidend minder steun dan een echte driepoot, maar reduceren het probleem aanzienlijk.

Gyroscopische sensors

Verder zou je beeldstabilisatie kunnen toepassen. Dat is een systeem dat in een objectief gebouwd kan worden, om zo bewegingsonscherpte tegen te gaan. Het kan kleine trillingen corrigeren of zelfs opheffen. Hiervoor zorgen een paar gyroscopische sensors, die meten of het objectief beweegt. Als dit het geval is, wordt een set beweegbare lensdelen zo gepositioneerd dat ze de trilling compenseren. Canon geeft dergelijke objectieven de toevoeging ”IS” (Image Stabilisation), Nikon noemt het systeem ”VR” (Vibration Reduction). De techniek werd het eerst toegepast op teleobjectieven, omdat die als eerste last hebben van bewegingsonscherpte.

Met beeldstabilisatie win je zo’n twee stops op de sluitertijd; een foto die zonder beeldstabilisatie met een sluitertijd van 1/250 seconde nog net scherp is, kun je met stabilisatie op 1/60 seconde maken. De laatste jaren wordt de techniek meer en meer op standaardzoomobjectieven toegepast. Canon heeft hierbij een lichte voorsprong op Nikon en dat is een van de redenen waarom Canon bij sportfotografen erg geliefd is. Bij hen komt het praktisch altijd aan op het maken van telefoto’s uit de hand, vaak in relatief donkere omgevingen.

Sluipschutters

Is er geen statief of objectief met beeldstabilisatie te gebruiken, dan zit er niets anders op dan een zo stabiel mogelijke houding aan te nemen. Dat wil zeggen stevig, iets met de benen uit elkaar. Met de rechterhand de camera vasthouden, met de linkerhand ondersteunen en de armen zo veel mogelijk tegen het lichaam gedrukt houden. Voor een optimaal resultaat kun je een methode gebruiken die sluipschutters toepassen als ze (staand) moeten schieten; een keer diep uit- en inademen, adem uitblazen en na vijf seconden op de ontspanknop drukken. Probeer verder zo veel mogelijk steun te zoeken bij bijvoorbeeld een boom, een pilaar of een dak van een auto. Leun tegen een muur, steun met de ellebogen op een tafel, posteer de camera zo mogelijk op een muurtje of boomstronk en gebruik de zelfontspanner.

Gebruikers van een digitale camera kunnen in het voordeel zijn, omdat die hun foto’s in bepaalde gevallen kunnen onderbelichten, wat later op de computer gecompenseerd kan worden. De te fotograferen scène moet wel voldoende dynamiek hebben, dat wil zeggen, niet te donker en niet te licht zijn en een redelijke afwisseling van lichte en donkere delen bevatten. Dan kan in de meeste gevallen wel één tot anderhalve stop onderbelicht worden. Door de foto op de computer lichter te maken ontstaat wel ruis, maar gemiddeld genomen te weinig om storend te zijn.

Sluier

Bewegingsonscherpte kan aan de ene kant het gevolg zijn van het niet stilhouden van de camera, maar het kan ook zijn dat het onderwerp zelf ten tijde van de opname heeft bewogen. Ook dit kan een mislukte foto opleveren, maar je kunt er ook een gewenst en creatief effect mee bereiken. De benadrukking van snelheid of beweging bijvoorbeeld. Denk aan een foto van een beekje: met een lange sluitertijd verwordt de waterstroom tot een crèmewitte sluier door het landschap.

Een andere vorm van bewuste bewegingsonscherpte is het meetrekken: wanneer je een rijdende auto of een fietser fotografeert, beweeg je de camera in dezelfde richting. Hierdoor zal de auto of fiets scherp zijn, maar de achtergrond bewogen, wat een dergelijke opname snelheid kan geven. Probeer het eens!

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer