Economie

Thaise ”vissersslaven” verlangen naar huis

Bij duizenden zitten ze vast op een afgelegen eilandengroep in het oosten van Indonesië, gedumpt door gewetenloze reders. De mannen komen uit Birma, Cambodja en Thailand. Jarenlang hebben ze voor een hongerloontje, soms letterlijk als slaaf, op vissersboten gevaren. Nu willen ze maar één ding: terug naar huis.

Tiemen Roos

10 April 2015 20:42Gewijzigd op 15 November 2020 18:05
BENJINA. Duizenden vissers, vooral afkomstig uit Birma, zijn op de Indonesische Aru-eilanden achtergelaten door hun bazen. Foto: op de kade van de havenstad Benjina steken vissers hun hand op als gevraagd wordt wie er terug wil naar huis. beeld AP, Dita A
BENJINA. Duizenden vissers, vooral afkomstig uit Birma, zijn op de Indonesische Aru-eilanden achtergelaten door hun bazen. Foto: op de kade van de havenstad Benjina steken vissers hun hand op als gevraagd wordt wie er terug wil naar huis. beeld AP, Dita A

De wateren van Indonesië zijn rijk aan vis. Niet alleen lokale vissers weten dat. Reders uit Thailand schuimen vaak zonder vergunning en met inzet van goedkope arbeidskrachten uit de buurlanden de zee af op jacht naar tonijn en andere soorten. De vis komt voor een deel uiteindelijk terecht op het bordje van de Amerikaanse en waarschijnlijk ook de Europese consument.

Die reders nemen het niet zo nauw met de rechten van hun medewerkers. Reden voor de Amerikaanse regering om Thailand vorig jaar hoog op een zwarte 
lijst te zetten van landen die weinig of niets doen tegen het misbruik van arbeiders, te mid-den van landen als Noord-Korea, Iran en Syrië.

Een paar maanden geleden was Indonesië de negatieve publiciteit zat. Minister van Visserij Susi Pudjiastuti kondigde een tijdelijk verbod af op het vissen met buitenlandse arbeidskrachten. Zo wilde ze bepalen welke schepen geen geldige vergunning hadden. Uitroeien is de enige manier om misbruik van werknemers tegen te gaan, zei de minister. Bovendien kost illegale visserij het land miljarden dollars. „We laten dit niet langer gebeuren”, zei zij.

Maar de gevolgen voor de bemanningen van de illegale schepen blijken desastreus. De mannen worden eenvoudig achtergelaten in de havens of zelfs gedumpt op verlaten eilanden. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), waarbij 157 landen zijn aangesloten, meldde eind maart dat maar liefst 4000 vissers door hun bazen in de steek zijn gelaten. Intussen is een internationale actie op gang gekomen om de mannen naar huis te halen. Eind vorige week werden er „enkele honderden” gered, meldde de Canadese krant The Globe.

Een kwart van de vissers zit vast in Benjina, een havenstad op de Aru-eilanden. Deze eilandengroep ten zuiden van Nieuw-Guinea valt bestuurlijk onder de oostelijke Molukken.

In een schokkende reportage van persbureau AP, die eind maart op de Amerikaanse televisie verscheen, vertellen gedupeerde vissers dat ze het slachtoffer zijn geworden van mensenhandel. De meesten komen uit Birma en Cambodja en waren in Thailand op zoek naar werk. Eenmaal aan boord van een Thais vissersschip, bleek dat ze als moderne slaven aan de slag moesten: hard werken, dagen van soms 22 uur, weinig eten, maanden achtereen op zee en dat tegen minimale of zelfs geheel geen betaling.

Aan wal werden vissers soms opgesloten in getraliede hokken om te voorkomen dat ze zouden ontsnappen naar de jungle, zo is te zien in de reportage waaraan journalisten een jaar hebben gewerkt. Tientallen vissers zijn de afgelopen jaren overleden en onder gefingeerde namen bij Benjina begraven. „Dit is de slechtste tijd uit ons leven. Dit is erger dan de hel. We moeten elke dag werken om te overleven. Er is geen hoop meer voor ons”, aldus een van de vissers, van wie AP uit veiligheidsoverwegingen de naam geheimhoudt.

Sommige mannen in Benjina zijn vijf, tien of zelfs twintig jaar geleden al door hun kapiteins gedumpt. Om aan de kost te komen, werken ze nu als havenarbeider of houthakker. Tegen AP vertellen ze over de verschrikkingen die ze eerder op zee hebben meegemaakt en vooral over hun intense verlangen om naar huis te gaan, omdat ze er zeker van zijn dat hun familie denkt dat ze niet meer leven.

„Ons lichaam is hier maar onze geest is thuis”, aldus een havenarbeider. „Als we naar huis zouden kunnen lopen, zouden we het meteen doen.” En een ander zegt: „Ons leven is niet meer waard dan dat van een hond. Niemand geeft erom of we levend of dood zijn.”

AP stelt dat een deel van de vis die door de ”slaven” is gevangen in Amerikaanse supermarkten en restaurants terechtkomt. Het persbureau filmde het laden van een transportschip, dat naar Bangkok bleek te varen. Daar werd de vis overgeladen in vrachtwagens en naar bedrijven gebracht die vis over de hele wereld exporteren. Volgens AP wordt de ”illegale” vis daar vermengd met vis die legaal gevangen is.

Vicevoorzitter Gavin Gibbons van het National Fisheries Institute, de brancheorganisatie van 
de Amerikaanse visindustrie, zegt in de uitzending dat zijn achterban misbruik van werknemers niet tolereert. Tegelijk is het lastig om alles onder controle te houden. „Sommige mensen zeggen: koop daar dan helemaal niets meer. Maar als we dat doen, hebben we ook geen mogelijkheid meer om onze leveranciers aan te spreken op arbeidsomstandigheden.”

Schrijnende verhalen van uitgebuite vissers zijn gedocumenteerd door de Environmental Justice Foundation (EJF), een internationale milieu- en mensenrechtenorganisatie. De Thaise visindustrie heeft volgens EJF tienduizenden slachtoffers van mensenhandel aan het werk. Het probleem is gedeeltelijk te wijten aan overbevissing, schreef The Economist vorige maand. Door de explosieve groei van de Thaise visserij liepen de vangsten in de afgelopen decennia sterk terug. Reders gingen op zoek naar de goedkoopste arbeidskrachten. Schepen blijven maandenlang ver op zee, wat het moeilijk maakt om slavernijpraktijken op te merken.

De Thaise premier Prayuth Chanocha heeft tegenover de Bangkok Post verklaard dat zijn land maatregelen zal nemen tegen ondernemers die medemensen uitbuiten. Phil Robertson, onderdirecteur van de Aziatische afdeling van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch, reageerde op de Amerikaanse nieuwszender ABC News sceptisch. „De Thaise regering heeft herhaaldelijk verklaard dat ze mensenhandelaren aan zal pakken maar elke keer bleven daadwerkelijke maatregelen uit.”

Guus Pastoor is vicevoorzitter van de Nederlandse Vereniging van Importeurs van Visproducten. Hij sluit niet uit dat vis van louche Aziatische reders ook in Europa op de markt komt. „Het is een lastige zaak. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de exporterende landen, die moeten hun regelgeving en controle op orde hebben. Daarnaast controleren Nederlandse importeurs hun toeleveranciers. Op kweekvis heb je grip, maar bij wildvangst is de traceerbaarheid vaak een probleem.”

Verder gaat de Europese Unie illegale visserij tegen door bij elke ingevoerde partij vis een vangstcertificaat te eisen. Dat certificaat moet worden afgegeven door de overheid van het land waar de vis vandaan komt. Pastoor: „De Verenigde Staten kennen zo’n systeem niet, die zitten meer op het commerciële spoor. Landen die ze niet vertrouwen worden met hogere invoerheffingen geconfronteerd.”

Klik hier voor meer foto’s.


Haar geknipt

De 42-jarige Ngwe Thein is een van de duizenden mannen die wachten op terugkeer naar eigen land. Thein leeft al drie jaar op een eiland in de buurt van Benjina, nadat hij gedwongen werd hard te werken op een vissersboot. Hij kreeg te weinig te eten en weinig of geen geld.

Tegen AP vertelde hij dat hij acht jaar geleden uit Birma is vertrokken. In dat land heerste toen nog een militaire dictatuur. De visser heeft er geen weet van dat de politieke en economische omstandigheden in Birma intussen zijn gewijzigd. Zo vroeg hij of Nobelprijswinnares en mensenrechtenactiviste Aung San Suu Kyi nog steeds onder huisarrest was geplaatst. In werkelijkheid werd Suu Kyi in 2010 vrijgelaten. Een paar uur na het gesprek met de journalist liet Ngwe Thein zijn haar knippen en trok hij een schoon shirt aan. Hij zei dat hij voor de eerste keer hoopte dat hij nu snel naar huis zou kunnen.


Probleem deels te wijten aan overbevissing

Maung Toe uit Birma werkte, totdat hij wist te ontsnappen, zes maanden onbetaald op een Thais schip dat illegaal in de Indonesische wateren viste. Elke tien dagen kwam een transportschip langszij, dat nieuwe voorraden bracht en de vangst af kwam halen. Maung was nog nooit op zee geweest. Een handelaar verkocht hem aan de kapitein voor 900 dollar, waarna hij gedwongen werd om aan boord gegaan.

Zijn verhaal is gedocumenteerd door de Environmental Justice Foundation (EJF), een internationale milieu- en mensenrechtenorganisatie. De Thaise visindustrie heeft volgens EJF tienduizenden slachtoffers van mensenhandel aan het werk. De meesten komen uit Birma, anderen uit Cambodja en Bangladesh. Ze werken op schepen of in visverwerkende bedrijven.

Het probleem is gedeeltelijk te wijten aan overbevissing, schreef The Economist vorige maand. Door de explosieve groei van de Thaise visserij liepen de vangsten in de afgelopen decennia sterk terug. Reders gingen op zoek naar de goedkoopste arbeidskrachten. Schepen blijven maandenlang ver op zee, wat het moeilijk maakt om slavernijpraktijken op te merken. De Thaise premier Prayuth Chanocha heeft maatregelen beloofd. Vorig jaar zouden de autoriteiten 600 slachtoffers van mensenhandel hebben opgespoord.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer