Hukker wees erop dat 97 procent van de Nederlanders helemaal niet bezig is met het kopen of verkopen van een huis. Een reden om de kat uit de boom te kijken zijn de aangescherpte leenvoorwaarden, waardoor met name starters moeilijker aan financiering kunnen komen. Voor mensen die al een koophuis hebben, speelt het risico mee van een restschuld als gevolg van de prijsdalingen tijdens de crisisjaren.

Het eerste kwartaal laat altijd een daling zien van het aantal verkochte woningen ten opzichte van het vierde kwartaal. Ditmaal kwam die uit op zo’n 17 procent, wat de afgelopen jaren vrij normaal was. De verdere inperking van de kredietruimte voor huizenkopers en van de mogelijkheden om te schenken hebben volgens Hukker nog geen heel grote invloed gehad. Dat is te danken aan de lage rente die koopwoningen momenteel betaalbaar houdt.

Met name goedkopere huizen, appartementen in het bijzonder, wisselden afgelopen kwartaal makkelijker van eigenaar. Daardoor is in absolute zin de gemiddelde verkoopprijs iets gedaald. Gecorrigeerd voor de verdeling in regio’s en woningtypes rolde er volgens de NVM een miniem plusje uit, maar Hukker hield het in zijn toelichting op een stabilisatie van het prijsniveau vergeleken met het vierde kwartaal van 2014.

Hij benadrukte daarbij dat in het overgrote deel van het land nog altijd kopers de markt dicteren. Alleen in grotere steden, zoals Amsterdam, Utrecht en Haarlem, zijn de woningen niet aan te slepen. Daar moet volgens de NVM snel meer nieuwbouw op gang komen om oververhitting te voorkomen. Maar in grofweg de helft van de regio’s, met name in landelijke gebieden, dalen de verkoopprijzen nog steeds.

Vooral in het duurste segment gaat dat volgens de NVM echter nog niet snel genoeg om kopers te verleiden. Voor een kwart van de bijna 40.000 vrijstaande woningen op de markt wordt volgens de makelaarsvereniging een prijs gevraagd die nog altijd minstens 25 procent te hoog ligt. Daarom zit die markt nog stevig op slot en staan woningen gemiddeld langer te koop dan in lagere prijsklassen.