Dat moeten er wat de raad betreft dus 31 worden. Het gaat vooral om zeldzame, maar ernstige stofwisselingsziekten. Daarbij is het essentieel dat op tijd wordt ingegrepen, bijvoorbeeld met medicijnen of een stamceltransplantatie.

Er moet in principe niet worden gescreend op ziektes die niet te behandelen zijn, meent de raad.

Soms wordt bij de screening toevallig een ziekte ontdekt, terwijl daar niet op was getest. In zo’n geval zouden ouders alleen op de hoogte moeten worden gebracht als de aandoening te behandelen is.

Mocht uit de tests blijken dat een baby drager is van een ziekte, dan zouden de ouders dat ook niet te horen moeten krijgen. „Het belang van het kind om later zelf te kunnen beslissen over weten of niet-weten moet voorop staan”, aldus het advies.

Baby’s krijgen de hielprik in de eerste week na hun geboorte, om ziektes snel op te sporen en te behandelen.