Elkaar vergeven
Lukas 23:34
„En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.”
Christus bad: „Vader, vergeef het hun.” Zo bad ook Stefanus, een beelddrager van Christus: „En zij stenigden Stefanus, aanroepende en zeggende: Heere Jezus, ontvang mijn geest! En vallende op de knieën riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe!” (Handelingen 7:59).
Dit stemt overeen met het gebod van Christus: „Maar Ik zeg u, hebt uw vijanden lief, zegent ze die u vervloeken, doet wel degenen die u haten en bidt voor degenen, die u geweld doen en die u vervolgen. Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is” (Mattheüs 5:44, 45).
Laten wij eens nagaan wat deze christelijke vergevensgezindheid is. Opdat aard en karakter daarvan te beter mogen blijken, zal ik aantonen wat zij inhoudt. Zij bestaat niet in een onaandoenlijke ongevoeligheid bij onrecht en belediging. God heeft de mens niet gemaakt als stompe, ongevoelige blokken die niet gevoelen wat hun aangedaan wordt. God heeft ook geen wetten gegeven die niet stroken met de natuur van hen die ze moeten onderhouden. De wet staat ons een zachtmoedige gevoeligheid toe voor kwaad en onrecht dat ons wordt aangedaan, maar hij staat ons niet toe onszelf te wreken. Hoe meer wij gevoelig zijn voor beledigingen ons aangedaan, des te verhevener is onze vergeving. Een vergevensgezind hart sluit daarom geen gevoel van onrecht uit, maar een gevoel van onrecht verhoogt de betekenis van de vergeving.
John Flavel, predikant te Dartmouth
(”De zeven kruiswoorden”, 1664)