Intimideren en paaien typeren buitenlands beleid China
Gebalde vuisten en een dikke portemonnee. Door daarmee te zwaaien, lijkt de opkomende grootmacht China zijn weg te zoeken in de internationale politiek. Zo af en toe blijft het niet bij beelden, maar worden ze concreet in daden. Of Peking daarbij de centrale regie in handen heeft? Dat is nog maar de vraag.
Door allerlei tumult in de wereld is het vrijwel niet opgevallen: China is weer iets meer een grootmacht, Amerika ietsje minder: het land heeft een eigen wereldbank opgericht .
Dát de Chinezen al jaren bankier spelen, wisten we al: ze pompen enorme bedragen in landen waar wat te halen valt; nu hebben ze een heuse bank opgericht die zich kan meten met de Wereldbank: de Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB). Die moet arme Aziatische landen helpen om de bouw van grote infrastructurele projecten als spoorlijnen, wegen, bruggen en vliegvelden te financieren.
Als motief voor deze actie stelde Peking dat de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB) onvoldoende oog hebben voor zulke behoeften in de Oost-Aziatische regio. Wat misschien wel belangrijker is: de Wereldbank wordt –net als dat andere financiële instituut, het Internationaal Monetaire Fonds (IMF)– gedomineerd door het Westen, en in het bijzonder door Amerika. Met China als geldschieter van zo’n beetje de hele wereld is dat niet meer uit te leggen. Dan maar een eigen bank die past bij de status van een economische grootmacht, moeten de Chinezen hebben gedacht.
Tot dinsdag konden landen zich als lid bij de bank aanmelden, en die uitnodiging was niet aan dovemansoren gericht. Een kleine dertig landen dienden zich aan, waaronder Nederland. Allemaal ruiken ze kansen voor bedrijven om opdrachten in de wacht te slepen.
Intussen is de gretigheid van Europese landen om lid te worden opmerkelijk, omdat de Verenigde Staten nadrukkelijk hadden opgeroepen juist níét in te gaan op de Chinese avances. Verwijzend naar de corruptie in China zelf zeiden de Amerikanen verder weinig goeds van deze bank te verwachten als het gaat om transparantie en goed bestuur. Verder zou China de bank gebruiken om landen met behulp van de geldbuidel over te halen om China te kiezen als leidende natie in de regio in plaats van de VS.
Daarin hebben ze natuurlijk gelijk: de bank is een sterk staaltje van wat wel ”soft diplomacy” (zachte diplomatie) wordt genoemd en waarin China steeds beter wordt: niet met wapengekletter, maar met een zak vol renminbi’s maak je volgelingen.
Hebben de Amerikanen dan ook gelijk dat ze niet toetraden? Nee, stelt de Australische onderzoeker Linda Jakobson, verbonden aan het Lowy Institute (een denktank die zich bezighoudt met internationale politiek) in Melbourne. Bezorgdheid over hoe de bank bestuurd gaat worden, is natuurlijk terecht, zo stelt ze, maar als buitenstaander kun je daar geen enkele invloed op uitoefenen, wél als deelnemer.
Een beetje sneu voor de Amerikanen blijft het, om bondgenoten te zien overlopen naar de concurrent, tegen alle waarschuwingen in.
Wij-gevoel als rookgordijn?
„Buren moet je als vrienden bejegenen, hun een veilig gevoel geven en helpen zich te ontwikkelen.” Ziehier een van de opmerkelijke zinnen uit de toespraak van de Chinese president Xi Jinping, op 28 november vorig jaar tijdens een speciale top van de Communistische Partij over buitenlands beleid waar Xi uitvoerig zijn visie gaf.
Onderzoeker Michael Swaine komt in een analyse van Xi’s toespraak (in China’s Leadership Monitor no. 46) tot een positieve slotsom. Volgens Swaine heeft een Chinees staatshoofd nog nooit zo nadrukkelijk China’s verwevenheid als grootmacht met de internationale gemeenschap benadrukt als Xi deed in zijn rede. Voor China’s verdere ontwikkeling en opbouw is het afhankelijk van de internationale gemeenschap, en precies daarom vraagt dat –zelfs van een grootmacht– de nodige diplomatieke flexibiliteit. Wat daar als concept uitrolt, is „grootmachtdiplomatie met Chinese kenmerken”, en volgens Swaine legt Xi daarbij een „ongekend” grote nadruk op het nastreven van een nieuw type van internationale betrekkingen, waarbij „altijd en overal” wordt gezocht naar een „win-winuitkomst.” Nooit verliezers, enkel winnaars, dat is wat Xi voorstaat.
Dat is goed voor de beeldvorming, moet hij hebben gedacht, want ook Xi weet dat zijn land als een brute macht wordt gevreesd. Toch komt dat win-windenken ook terug in de motivering achter China’s nieuwe zijderoute (zie kader): als een weg naar een „gedeelde toekomst” van China en de landen in Zuidoost-Azië, die welvaart brengt in de hele Oost-Aziatische regio.
Grimmigere lijn
Intussen is er ook een andere, veel grimmigere lijn zichtbaar, en dat zijn de territoriale claims die China legt op eilanden in de Oost- en de Zuid-Chinese Zee, waardoor buurlanden worden gebruuskeerd omdat die daar ook recht op menen te hebben. Daarbij gaat het om onder meer de Senkaku-eilanden bij Japan, de Paracels bij Vietnam en de Spratly-eilanden bij de Filipijnen. Peking heeft zelfs de daad bij het woord gevoegd (tegen alle in 2002 gemaakte afspraken in) met de aanleg van nieuwe eilandjes van zand, de aanleg van start- en landingsbanen en het plaatsen van olieplatforms op en rond de omstreden eilanden.
Hoe verhoudt dit bruuskeren zich met Xi’s win-winoptie? Die vraag is lastig te beantwoorden, en dat is zeker reden tot wantrouwen.
„Wordt China soms gelijk aan het oude keizerlijke Japan met zijn annexatiedrang?” vroeg Curtis Chin, oud-ambassadeur van de VS bij de Aziatische Ontwikkelingsbank, zich vorig jaar al af (in een opiniebijdrage op Asia Times Online). Curtis wijst erop dat ook Japan in de jaren 30 van de vorige eeuw sprak van een ”Grote Oost-Aziatische Welvaartszone” onder leiding van Japan, waarvan „iedereen in de regio” zou „profiteren.”
Wat het keizerlijke leger werkelijk van plan was met de buurlanden, ontdekten ze enkele jaren later…
Leger is minder sterk dan het lijkt
Het was natuurlijk even schrikken toen vorige maand bekend werd dat in China het militaire budget dit jaar met 10 procent zou groeien. Met 130 miljard dollar heeft China daarmee ’s werelds hoogste defensiebegroting op een na – de VS zitten met bijna 600 miljard even iets hoger.
Dat neemt niet weg dat het volksbevrijdingsleger, dat bestaat uit landmacht, marine en luchtmacht, met zijn 2,3 miljoen militairen en 500.000 reservisten de grootste strijdmacht ter wereld is. Maar nog niet de sterkste en slimste. Qua hightech mag er dan ook nog wel wat verbeteren, vinden ze in Peking, en daar gaat dan ook een groot deel van het geld naartoe.
Met de verhoging van het budget heeft president Xi Jinping ook de verdere versterking van de marine op het oog. China moet wat hem betreft een heuse zeemacht worden, met geavanceerde vliegdekschepen (zie afbeelding), duikboten en voor de radar onzichtbare stealth vliegtuigen. Vooral in de Zuid- en de Oost-Chinese Zee heeft Peking immers zijn zinnen gezet op uitbreiding en consolidering van territoriale aanspraken.
Geen „grand plan”
Gezien deze ambities is het opvallend dat de centrale regering geen algehele strategie, geen „grand plan” heeft voor deze zeeregio. Dat is althans de opvatting van de eerder geciteerde Linda Jakobson (Lowy Institute, Australië) in haar essay over China’s maritieme beleid (”China has too many hands steering its maritime policy” (bij China’s maritieme beleid staan er te veel partijen aan het roer) . Ze stelt dat tal van ministeries, lokale bestuurders, bedrijven en belangenorganisaties het beleid in de Chinese wateren bepalen, ieder met eigen bedoelingen en belangen, en onderling is er daarom vaak sprake van felle rivaliteit bij het bemachtigen van invloed, prestige en inkomsten.
Het gevolg is dat China’s gedrag rond de Zuid- en de Oost-Chinese Zee onvoorspelbaar en grillig is en zal blijven, en dat is slecht nieuws voor de buurlanden die in deze wateren ook belangen hebben – Japan, Taiwan, Vietnam, de Filipijnen. Het goede nieuws van deze „many hands steering maritime policy” is volgens Jakobson dat Peking de mogelijkheid heeft om territoriale claims uit te vechten zonder er direct een militaire zaak van te maken.
Er is nog iets opvallends aan het Chinese leger, en dat is de partijpolitieke bijl die boven de strijdkrachten hangt. Onderzoeker Juliette Genevaz van het European Union Institute for Security Studies wijst daarop in een onlangs uitgekomen studie (”China’s People’s Liberation Army. The Politico-Military Nexus”, maart).
Het Chinese leger is vóór alles een partijorgaan dat niet de regering of de natie dient, maar de Communistische Partij. En om dat zo te houden, heeft iedere eenheid binnen het leger een partijcomité dat deel uitmaakt van de commandostructuur. Daar komt bij dat de over het hele land verspreide legereenheden nauw verbonden zijn met lokale partijbesturen. Het zal niet verbazen dat zo’n gedecentraliseerde commandostructuur leidt tot een stroperige en trage besluitvorming, die funest uitwerkt op momenten van crisis. Daar komt bij dat landmacht, marine en luchtmacht vanouds slecht met elkaar samenwerken en weinig ervaring hebben in het gezamenlijk oefenen.
Zijderoute zet EU aan de kant
De zijderoute was eeuwenlang een handelsweg tussen het Chinese keizerrijk en het Midden-Oosten en de Middellandse Zee. Is het toeval dat nu China opnieuw een economische grootmacht is geworden ook die zijderoute terugkeert?
De ”21e-eeuwse maritieme zijderoute”, heet het ambitieuze project waarmee China is begonnen en dat als doel heeft de aanleg en uitbouw van havens in Zuidoost-Azië, rond de Indische Oceaan en aan de oostkust van de Middellandse Zee.
China heeft rond de 10 procent van de wereldhandel in handen, en die wordt grotendeels per schip uitgevoerd. Zeven van de tien drukste containerhavens liggen vandaag de dag in China (met Sjanghai als ’s werelds grootste).
Overigens doen de Chinezen over land iets dergelijks: de ”Silk Road Economic Belt” is een project waarbij wegen en spoorlijnen worden aangelegd en bruggen gebouwd in een strook die loopt van Xinjiang, in het noordwesten van China, via Centraal-Azië naar de Baltische Zee.
De twee projecten samen staan bekend als ”One Belt, One Road” (één gordel, één weg).
In beide gevallen gaat het om commercieel-civiele activiteiten, het zijn geen militair-maritieme initiatieven. De Chinese marine speelt vooralsnog enkel een rol als er reëel gevaar dreigt voor de Chinese scheepvaart, aldus Frans Paul van der Putten in zijn studie ”China, Europe and the Maritime Silk Road”, uitgegeven door Instituut Clingendael in Den Haag. Die grimmigere bewaking van de wereldzeeën –op de Indische Oceaan en tot de Middellandse Zee toe– kan in de toekomst wel realiteit worden, voegt Van der Putten eraan toe.
Europa aan de kant
Ook zonder die militaire poot is China’s nieuw zijderoute iets waar Europa nadrukkelijk alert op moet zijn, en daarvoor schreef Van der Putten dan ook de genoemde studie.
China kruipt met dit project immers steeds dichter naar Europa toe en krijgt economisch, diplomatiek en geostrategisch meer invloed in gebieden die dicht bij ons werelddeel liggen. Peking heeft ook steeds meer te zeggen over hoe de routes van en naar China en Europa lopen.
Een ander gevolg van de Chinese bemoeienis met vaarroutes is dat transport- en aanvoerlijnen tussen Afrika en Azië vaker buiten Europa om zullen lopen.
Wees erbij nu China nog bezig is met de aanleg en uitbouw van deze nieuwe zijderoute, luidt het advies van Van der Putten aan Brussel. De gevolgen voor Europa zijn wat hem betreft te groot om te negeren.