Consument merkt niets van einde melkquota
Woensdag is het 1 april. Die dag verdwijnt de Europese melkquotering. Boeren spreken van ”bevrijdingsdag”. De consument zal er voorlopig niets van merken.
Boeren hebben reden om opgelucht te zijn. Zij mogen nu extra melk produceren zonder bang te hoeven zijn voor een zware boete. De Nederlandse melkveehouders hebben de afgelopen drie decennia honderden miljoenen euro’s aan superheffing betaald. Cynisch genoeg wordt er voor het laatste quotumjaar, dat vandaag afloopt, een recordboete verwacht van misschien wel meer dan 150 miljoen euro.
De melkquotering heeft gedaan waarvoor zij in 1984 was bedoeld: de Europese zuivelmarkt werd in korte tijd verlost van de boter- en melkpoederbergen die het gevolg waren van jarenlange ongelimiteerde subsidiëring. Maar vooral de laatste jaren zette de quotering de ontwikkeling van de Europese melkveehouderij op achterstand vergeleken met de concurrentie uit onder meer Nieuw-Zeeland.
Zuivel is ”booming business”. De wereldwijde vraag naar melk en daarvan afgeleide zuivelproducten zoals kaas groeit elk jaar met 2 procent, dankzij de groei van de wereldbevolking en de toename van de welvaart in met name Azië en delen van Afrika. Nederland als exporterend zuivelland bij uitstek profiteert daarvan. De extra melk die Nederlandse boeren de komende jaren gaan produceren –zuivelreus FrieslandCampina rekent op een jaarlijkse toename van 2 tot 3 procent– vindt zijn weg probleemloos naar het buitenland.
Dat betekent dat de consument voorlopig niets zal merken van de afschaffing van de quotering. Prijzen in het winkelschap zijn sowieso afhankelijk van langetermijncontracten tussen producenten en retailers. Schommelingen in de wereldmarktprijzen voor zuivel –afhankelijk van vraag en aanbod– werken daar vertraagd in door. Schrale troost: zuivelproducten zijn in Nederland relatief goedkoop en dat zal vast zo blijven, verzekert de zuivelindustrie.