Opslaan belgegevens stond bij NSA intern ter discussie
WASHINGTON (AP). Inlichtingendienst NSA heeft in de maanden voordat klokkenluider Edward Snowden aan de bel trok overwogen met het verzamelen en opslaan van Amerikaanse belgegevens te stoppen, omdat de kosten niet opwogen tegen de magere opbrengsten uit het oogpunt van terreurbestrijding. Dat hebben huidige en voormalige inlichtingenmedewerkers tegen het persbureau Associated Press gezegd.
Leiders van de NSA verdedigden de praktijk tegenover het Congres en het publiek fel nadat die via Snowden was uitgelekt, maar ze hebben nooit gezegd dat die intern ter discussie stond. Het voorstel om ermee op te houden circuleerde onder topmanagers, maar had het bureau van toenmalig NSA-topman Keith Alexander nog niet bereikt. Twee voormalige NSA-medewerkers betwijfelen of Alexander het voorstel zou hebben overgenomen. Toch kunnen de zorgen die de NSA achter de schermen over het programma een rol gaan spelen wanneer het Congres moet beslissen of het verzamelen van belgegevens wordt verlengd of aangepast, als de wet die dit regelt in juni verloopt.
De critici binnen de NSA wezen er op dat de hoge kosten die gemoeid waren met het verzamelen en opslaan van de belgegevens - het ging niet om de inhoud van de binnenlandse telefoongesprekken, maar over wie met wie belde, hoe lang en waarvandaan - alleen maar toenamen. Daarbij bleven de meeste gesprekken met mobiele telefoons buiten beeld en hielp het programma nauwelijks bij het ontrafelen van terreurcomplotten. De critici maakten zich ook zorgen over de publieke storm van protest die zeker zou opsteken als de omvang van het programma bekend zou worden.
Nadat het toch was uitgelekt reageerde president Barack Obama in januari 2014 met een voorstel dat de NSA zou ophouden met het verzamelen van de belgegevens, maar die in voorkomende gevallen zou opvragen bij telefoonmaatschappijen, die zulke gegevens doorgaans achttien maanden bewaren. Voor dit voorstel zou de nodige wetgeving moeten worden doorgevoerd, maar het Congres heeft daar nog geen stap voor gezet, zodat alles bij het oude is gebleven. Veel Congresleden vinden dat ook wel goed zo.
Alexander betoogde dat het programma een essentieel instrument was, omdat de FBI en NSA binnenlandse terreurcomplotten zouden kunnen opsporen door belgegevens van Amerikaanse burgers naast die van telefoonnummers te leggen die met internationale terroristen in verband kunnen worden gebracht. Alexander en andere NSA-medewerkers steunden het plan van Obama om telefoonbedrijven de gegevens te laten bewaren, mits de veiligheidsdiensten er snel bij zouden kunnen om ze te doorzoeken.
Burgerrechtenactivisten zeggen dat het nooit een goed idee was om een geheime inlichtingendienst de gegevens van particuliere telefoongesprekken van Amerikaanse burgers te laten opslaan. Sommige betwijfelen ook of de overheid zulke gegevens lukraak zou mogen doorzoeken. Zij wijzen er op dat de overheid maar één geval kunnen noemen waarin een binnenlandse terreurverdachte tegen de lamp liep dankzij de belgegevens, een taxichauffeur uit San Diego die werd veroordeeld voor het inzamelen van vijftienduizend dollar voor een terroristische groep in Somalië.
Sommigen verwijten de NSA dat die niet zelf de interne discussie over het nut van het programma heeft prijsgegeven. Dit is iets waar Congresleden steeds tegenaan lopen bij de inlichtingendiensten, zegt het Republikeinse lid van het Huis van Afgevaardigden Justin Amash. „Zelfs als wij achter gesloten deuren worden bijgepraat, lijkt het op een spel van twintig vragen en kunnen wij nooit tot de bodem van zaken geraken.”