Israëlische generaal-majoor Doron Almog nam deel aan operatie Entebbe
Hij landde in 1976 als eerste op de luchthaven van Entebbe om Joodse gijzelaars te bevrijden. Hij ging er ook als laatste weg. Generaal-majoor Doron Almog: „Israël was in shock.”
Athene, 27 juni 1976. Kort na het middaguur stijgt een Airbus A300 van Air France op van de luchthaven bij de Griekse hoofdstad. Enkele uren daarvoor was het toestel uit Tel Aviv vertrokken. Kort na de start kapen twee Palestijnen en twee Duitsers vlucht 139. Via een tussenstop in Libië arriveert het toestel een dag later op het vliegveld van Entebbe, in Uganda.
De kapers brengen de 248 passagiers en 12 bemanningsleden over naar de transitruimte op het oude gedeelte van de luchthaven van Entebbe. Later scheiden ze de Israëlische inzittenden van de rest van de gijzelaars. Op 30 juni en 1 juli laten ze in totaal 148 gijzelaars vrij.
In Israël wordt intussen koortsachtig nagedacht over de aanpak van de crisis. Enerzijds wordt onderhandeld over de vrijlating van enkele tientallen Palestijnse gevangenen, een van de voornaamste eisen van de kapers. Tegelijkertijd breekt de legertop zich het hoofd over de vraag of de gijzeling ook met militaire middelen kan worden beëindigd.
In de vroege avond van 3 juli keurt de Israëlische regering een reddingsplan van de strijdkrachten goed. Vier Hercules-toestellen met militairen van de elite-eenheid Sayeret Matkal en paratroepers aan boord vertrekken enkele uren later naar het Keniaanse Nairobi om daar bij te tanken. Om elf uur landen de toestellen in het donker op de luchthaven van Entebbe.
Paratroeper Doron Almog is de eerste die in Entebbe voet aan de grond zet. „En ik was ook de laatste die wegging”, vertelt hij in Nijkerk, waar hij op uitnodiging van stichting Christenen voor Israël op bezoek is.
„Onze rol was in eerste instantie de landingsbaan te markeren. Zeven minuten nadat ons toestel was geland, stond het tweede vliegtuig aan de grond. Nummer drie en vier volgden binnen twee minuten. In het laatste toestel zat een reserve-eenheid van de Golanibrigade.”
Terwijl de elitesoldaten van de Sayeret Matkal de transitruimte bestormen om de gijzelaars te bevrijden, krijgt majoor Almog tot taak de nieuwe verkeerstoren van Entebbe in te nemen. Vanuit de oude verkeerstoren vuurt een Ugandese scherpschutter op de Israëlische militairen. Yonatan Netanyahu, de broer van de huidige premier Benjamin Netanyahu, wordt dodelijk in zijn borst getroffen. „Mijn goede vriend Yoni was de enige soldaat die we bij de operatie hebben verloren”, zegt Almog. „Ik heb voor ‘Entebbe’ vaker operaties met hem gedaan.”
Alle kapers worden gedood, maar ook drie gijzelaars komen om. Via Kenia brengen de commando’s de 102 geredde gijzelaars naar Israël. Daar heerste uitzinnige vreugde, herinnert Almog zich. „Het land was in shock. We hadden iets gedaan wat niemand voor mogelijk had gehouden.”
Nadien heeft Almog, die het uiteindelijk tot generaal-majoor schopte, „nog vele keren het onmogelijke gedaan.” „De voorbereiding is essentieel. Je moet eerst jezelf overtuigen dat iets kan worden uitgevoerd. Daarna moet je je manschappen achter je zien te krijgen. En dan trainen en nog eens trainen. Dat kan niet altijd. In het geval van Entebbe hadden we maar 24 uur om ons voor te bereiden.”
De moeilijkste operatie uit zijn carrière is voor Almog nog altijd de Jom Kipoeroorlog van 1973. „Niemand verwachtte dat de Arabieren ons in een oorlog zouden storten. In het noorden vielen de Syriërs aan. In het zuiden stonden we tegenover honderden Egyptische tanks. Toch hebben we gewonnen. Maar ik heb wel mijn broer en veel vrienden verloren. Wat dat betreft mag ik heel dankbaar zijn dat ik nog leef, ook na alle conflicten waar ik daarna bij betrokken was.”
Dat geldt des te meer voor soldaten met een hoge rang. Want in Israël gaan commandanten in de strijd altijd voorop. „Het verlies van officieren is in ons leger het hoogste ter wereld”, zegt Almog. „Je gaat als eerste, om de anderen te laten zien hoe het moet.”
Eens soldaat altijd soldaat? Almog was graag helemaal niet het leger ingegaan. „Dit was geen jongensdroom of zo. We hebben veel liever geen oorlog. Maar als we met oorlog worden geconfronteerd, moeten we bereid zijn tot het uiterste te gaan en ons leven te geven.”
Enige Joodse staat
Dat heeft alles te maken met de voortdurende bedreiging waarmee Israël zich in het Midden-Oosten en daarbuiten geplaatst ziet. „We moeten ons er continu van bewust zijn dat Israël de enige Joodse staat in de wereld is en dat wij verantwoordelijk zijn voor het voortbestaan ervan. We kunnen het ons niet veroorloven ons nog eens af te laten slachten. In plaats daarvan moeten we het hoofd opgeheven houden en ons land beschermen. Er zal altijd conflict zijn. De kunst is de periode tussen twee oorlogen zo ver mogelijk op te rekken. En in de tussentijd bereid zijn offers te brengen.”
Volgens Almog heerst in het Israëlische leger nog altijd de hoge moraal die er tijdens zijn actieve carrière was. „De huidige generatie is nog steeds bereid haar leven voor het land te geven. Ook de jongeren van deze tijd zijn bereid offers te brengen. Dat hebben de laatste gewapende conflicten wel bewezen. Maar voor alles blijft natuurlijk staan dat oorlog echt een allerlaatste redmiddel is. We willen dolgraag vrede. Maar als het erop aankomt, moeten we maximaal voorbereid zijn. Minder kunnen we ons niet veroorloven.”
Na zijn pensionering zette Almog in de Negevwoestijn het dorpje Aleh Negev op, waar kinderen en jongvolwassenen met een beperking worden behandeld. Een persoonlijke missie, nadat de ernstig autistische zoon van de generaal op 23-jarige leeftijd was overleden. „Ik heb in het leger honderden gevechten gevoerd. Maar de strijd om het behoud van mijn zoon was de moeilijkste opgave van mijn leven.”
In Aleh Negev voert hij een gevecht voor de maatschappelijke acceptatie van gehandicapten. Dat gaat stapje voor stapje, zegt de oud-generaal. „Plaatsen als Aleh waren in het verleden niet meer dan gevangenissen. Mensen met een handicap werden doelbewust buiten de maatschappij gehouden. Stukje bij beetje worden de muren van taboe en stigma gelukkig afgebroken.”
Dat zijn mensen met een beperking ook waard, benadrukt Almog. „Het zijn de puurste, nederigste mensen die je je kunt voorstellen. Ze zullen nooit stelen of iemand iets aandoen. Deze zwakke schepsels verdienen de allerhoogste levensstandaard.”
Enige tijd geleden kwam de Israëlische premier Netanyahu op bezoek in Aleh Negev. „Hij vroeg wat hij voor me kon doen. Ik zei: „Ik ben met uw broer Yoni naar Entebbe gevlogen om Joden te bevrijden die een week vast hadden gezeten. Maar deze mensen zitten hun hele leven gevangen. Wat u kunt doen? Doorbreek de barrières, voed de bevolking op.” De strijd om de samenleving te veranderen, is veel moeilijker dan een paar terroristen te doden.”