Tussen repetities en razzia’s
Titel:
”Slotakkoord der kinderjaren. Herinneringen aan het Joodsch Lyceum Fischerstraat, Den Haag 1941-1943”
Auteur: Wally de Lang, uitg. Stichting Voormalig Joodsch Lyceum Fisherstraat Den Haag (Brouwersgracht 49, 1015 GB Amsterdam), 2003
ISBN 90 901 7098 7, 309 blz., € 19,50. Een leeg schoolbankje op de omslag markeert de trieste inhoud van het boek ”Slotakkoord der kinderjaren”. In 1943 was het over en uit met het Joodsch Lyceum in Den Haag. Leraren en leerlingen werden weggevoerd of doken onder. Een groot aantal van hen overleefde de oorlog niet.
Historisch onderzoeker drs. W. de Lang beschrijft in haar studie hoe aan de deportatie een periode van systematische isolering voorafging. Indrukwekkend is de lijst met beperkende maatregelen die de Joodse bevolkingsgroep stap voor stap kreeg opgelegd. Een Jood die het desondanks waagde om de verkiezing tot voorzitter van de ouderraad op het Stedelijk Gymnasium te aanvaarden, werd drie weken in de Scheveningse gevangenis gestopt.
Samen met niet-Joodse vriendjes en vriendinnetjes zwemmen, een ijsje eten of een dierentuin bezoeken - het was er voor de Joodse kinderen niet meer bij. Na de zomervakantie van 1941 mochten ze ook niet meer terug naar hun eigen school. Het ging om 15.393 kinderen, van wie er 9575 in Amsterdam woonden, 1663 in Den Haag, 869 in Rotterdam en 3286 in andere steden en dorpen.
Voor de scholen was het een zware taak om hen weg te sturen. Van protest tegen het gedwongen ontslag van de Joodse docenten eind 1940 is in Den Haag niets bekend, terwijl bij het verwijderen van de Joodse leerlingen, nog geen jaar later, alleen van de Christelijke Vereniging voor Voortgezet Onderwijs bekend is dat ze ertegen protesteerde. Op een Haagse mulo begon een leraar „onbeheerst te huilen” toen hij na de vakantie in een klas slechts zes leerlingen aantrof. De rest was van Joodsen bloede en mocht dus niet meer komen.
Fiets inleveren
De Joodse kinderen kregen een plaats op een aparte school, soms ver van huis. Met de tram mochten ze niet meer mee en de fiets moest ingeleverd worden, dus ze moesten gaan lopen met hun zware tassen. Goed schoeisel ontbrak vaak en ze moesten soms door straten waar het wemelde van de NSB’ers.
In acht plaatsen in Nederland is in snel tempo een Joodse school voor middelbaar onderwijs gesticht. In een maand tijd moesten een gebouw, personeel, inventaris en lesrooster geregeld worden. Joodse docenten die noodgedwongen thuis hadden gezeten en soms met privé-lessen de kost verdienden, konden in de nieuwe school weer aan de slag. Ze moesten onderwijs op poten zetten voor leerlingen van het gymnasium, de hbs, de handelsdagschool en de middelbare meisjesschool, die nu allemaal in één school terechtkwamen. Toch werd een hoog niveau bereikt.
De meeste Haagse Joden waren niet religieus en sommigen vreesden dat de school een te orthodox karakter zou krijgen. Dat laatste gebeurde overigens niet; het eerste jaar werd er zelfs geen godsdienstonderwijs gegeven.
Het Joodsch Lyceum vond onderdak in een vies, afgeleefd, slecht verwarmd gebouw in een achterbuurt. Met veel kunst- en vliegwerk werd het onderwijs daar in de jaren 1941-1943 op gang gehouden. Regelmatig verdwenen leraren of leerlingen door deportatie of doordat ze onderdoken. Na de zomervakantie van 1942 kwam dan ook minder dan de helft van de aangemelde leerlingen daadwerkelijk opdagen.
Het schoolleven bood afleiding. Wat de auteur vooral aangegrepen heeft, is hoe de Joodse schoolkinderen zich te midden van alle angst en dreiging staande hielden en zich op de leerstof concentreerden terwijl ze wisten dat er elk moment een oproep voor het concentratiekamp in de bus kon vallen. Te midden van geruchten over razzia’s bereidden ze zich voor op repetities en leefden ze hun scholierenleven. Het boek bevat ook goede herinneringen en vrolijke anekdotes. Die kwamen naar voren tijdens de interviews die de schrijver afnam. De scherpe kanten van herinneringen worden soms weggevijld, als zelfbescherming. Dagboeken bieden daarom een betrouwbaarder, minder gepolijst beeld van de belevingswereld van die jaren, stelt de auteur.
Extra trein
Op 10 april 1943 maakte commissaris-generaal Rauter bekend dat alle Joden per 23 april verdwenen moesten zijn uit de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, met uitzondering van Amsterdam. Er werd een extra trein ingezet om 624 Haagse Joden over te brengen naar kamp Vught. Ze moesten daarvoor zelf een kaartje kopen. Wie liever naar Westerbork wilde, kon zich melden. Op het station moesten ze hun huissleutels afgeven.
Het Joodsch Lyceum in Den Haag, dat nog maar enkele tientallen leerlingen telde, hield nu na anderhalf jaar abrupt op te bestaan. In september waren er van de 15.393 Joodse leerlingen in Nederland nog maar 449 op een school, van wie 405 in Amsterdam. Eind september werden duizenden Joden afgevoerd uit Amsterdam en uit Barneveld, waar vanaf half december 1942 groepen Joden waren geïnterneerd in kasteel De Schaffelaar.
Van de leerlingen van het lyceum aan de Haagse Fisherstraat zijn er nog ruim 60 in leven, veelal tussen 74 en 80 jaar oud. Minstens 15 van de 43 docenten kwamen om, evenals 5 van de 8 ondersteunende personeelsleden en 161 van de 276 leerlingen. Indrukwekkende aantallen, al lag het percentage lager dan het landelijk gemiddelde: ruim 75 procent van de Nederlandse Joden haalde de bevrijding niet.
Vanuit Deuteronomium 25:6b („opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israël”) ziet de in 2002 opgerichte Stichting Voormalig Joodsch Lyceum Fisherstraat -uitgever van dit boek- het als haar ereplicht de namen van docenten en leerlingen in herinnering te houden, zeker als soms een heel gezin of een hele familie „in opdracht van een duivelse, duistere macht vermoord” is. De zestig foto’s die gevonden zijn, zijn dan ook allemaal geplaatst. Ondanks veel speurwerk kon van 33 personen niet achterhaald worden wat van hen geworden is.
Herinneringsmonument
Het Joodsch Lyceum kwam er tot nu toe bekaaid af in de oorlogsgeschiedschrijving van Den Haag. Nu heeft de school een eigen boek, als waardig herinneringsmonument. Grondig onderzoek heeft een gedetailleerd en toch vlot geschreven boekwerk opgeleverd, dat een aangrijpend relaas over de stigmatisering en isolering van een bevolkingsgroep bevat. Omdat lesgeven over de holocaust op sommige zwarte scholen een steeds groter probleem is, besloot de Haagse wethouder van Onderwijs elke school in de stad een exemplaar van ”Slotakkoord der kinderjaren” te doen toekomen.