Kerk & religie

Meditatie

Mattheüs 26:36a

Meinardus Antonides
23 March 2015 08:17Gewijzigd op 15 November 2020 17:35

„Toen ging Jezus met hen in een plaats, genaamd Gethsemané.”
In Gethsemané zal Jezus in een bloedig worstelperk treden met de macht van Gods toorn en al het geweld der hel. Om de zonden van Zijn uitverkorenen zouden de pijlen van de Almachtige in Hem dalen. Wat een vurig venijn moet Zijn geest drinken (Job 6:4).

Daar Hij tevoren in deze bidplaats heilig eenzaam, zo gemeenzaam met Zijn hemelse Vader gesproken had, zou Hij nu ook tot hartgrondige smekingen komen. Met een bittere ziel moet Hij klagen: „Mijn God, Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet en des nachts en Ik heb geen stilte” (Psalm 22:3). In dit Gethsemané was een hof, waar Jezus nu in zeer afgetrokken eenzaamheid Zijn zielsangsten en zware strijd zou ondergaan.

In de hof van Eden, in het paradijs, zondigde de eerste Adam zo moedwillig en met een hels vermaak, door zichzelf en al zijn nakomelingen in een allerrampzaligst verderf te storten. Maar in deze hof van Gethsemané droeg de tweede Adam, Jezus Christus, de toorn Gods om Zijn uitverkoren ellendigen te verlossen. In de hof van Eden heeft de eerste Adam de ontvangen zalige gemeenschap met God versmaad, Zijn beeld verbroken, zich ongehoorzaam getoond aan Zijn Schepper en zich buiten het paradijs gesloten, en zich van de boom des levens afgekeerd. In Gethsemané heeft Christus nu door Zijn lijden en allervolmaaktste gehoorzaamheid aan God de kop van de slang vertreden.

Meinardus Antonides, predikant te Onderwierum en Westerdijkshorn (”Schriftmatige verklaring”, 1753)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer