Buitenland

Terreurdaad in hart Arabische Lente

APELDOORN. Tunesië is het parade­paardje van de Arabische lente, maar tegelijkertijd hof­leverancier van jihadstrijders in Syrië en Irak. De aanslag van woensdag kwam dan ook niet als een donderslag bij heldere hemel.

Mark Wallet
19 March 2015 11:07Gewijzigd op 15 November 2020 17:31
Het Bardomuseum in de Tunesiche hoofdstad Tunis was woensdag doelwit van een bloedige aanslag. Tunesië is echter vastbesloten niet aan de terreur toe te geven. beeld AFP
Het Bardomuseum in de Tunesiche hoofdstad Tunis was woensdag doelwit van een bloedige aanslag. Tunesië is echter vastbesloten niet aan de terreur toe te geven. beeld AFP

De Tunesische regering zette de hakken gisteren direct stevig in het zand. „De democratie zal winnen en overleven”, verklaarde de Tunesische president Beji Caid Essebsi plechtig in reactie op de aanslagen in het Bardomuseum in de hoofdstad. Hij beloofde de extremisten in het land „tot het bittere einde en genadeloos te vervolgen.” De premier, Habid Essid, had kort daarvoor al soortgelijke woorden gesproken. „Ons land is in gevaar”, zei hij.

Ons land: dat is voor Essid de gematigd islamitisch en democratisch georganiseerde natie, waar westerse toeristen zich welkom weten. Het is het land met misschien wel de meest open grondwet van de hele Arabische wereld, waarin de islam weliswaar de officiële religie van Tunesië genoemd, maar het in één adem gaat over universele vrijheden en rechten. Moslims hebben er grondwettelijk het recht zich tot een andere religie of het atheïsme te keren.

De werkelijkheid is echter dat niet alle Tunesiërs dat beeld van hun land willen onderschrijven. De democratische regeringsvorm heeft in Tunesië weliswaar wortel geschoten, maar is tegelijkertijd nog uiterst fragiel. Uit een recente peiling van het Amerikaanse onderzoeksbureau Pew blijkt dat niet meer dan 48 procent van de bevolking democratie hoger waardeert dan andere regeringsvormen. Er leeft tegelijkertijd een verlangen naar ”een sterke man”.

Sinds de verdrijving van president Ben Ali in 2011 roeren extremistische groepen zich bovendien. In 2013 werden twee seculiere politici vermoord. Aan de grens met Algerije laten aan al-Qaida gelieerde militanten van zich horen. De grootste extremistische groep in Tunesië, Ansar al-Sharia, wordt verdacht van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in 2012.

Vanuit Tunesië trokken volgens schattingen niet minder dan 3000 mensen naar Syrië en Irak om een bijdrage te leveren aan de strijd van IS. Het land heeft daarmee de discutabele status hofleverancier van IS te zijn. Een paar honderd van de strijders zijn inmiddels teruggekeerd en vormen een directe bedreiging voor de veiligheid. Vorige maand arresteerden Tunesische veiligheidsdiensten nog 32 moslim­extremisten op verdenking van het beramen van aanslagen.

Voor aanhangers van de radicale islam was de islamitische Ennahda­partij, die na de revolutie aanvankelijk aan de macht kwam, veel te gematigd. Aan de andere kant klinkt de kritiek dat de Ennahdapartij niet hard genoeg optrad tegen het opkomende extremisme. Duidelijk is dat de radicalen nog minder uit de voeten kunnen met de huidige, door seculiere partijen gedomineerde regering.

Tegelijk voeden hoge werkloosheid en stijgende kosten voor levensonderhoud de ontevredenheid onder met name jongeren. Daarmee blijft er een voedings­bodem voor extremisme bestaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer