Profeten in de gereformeerde kerk
De Zwitserse reformator Heinrich Bullinger zag in de kerk een belangrijke plaats weggelegd voor een profeet. Die moest met gezag Gods Woord uitleggen –zo mogelijk met kennis van de grondtalen– en daarmee de opbouw van de christelijke gemeente dienen.
Ds. D. Timmerman, predikant van de Nederlands gereformeerde kerk in Eindhoven, promoveerde vandaag aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een onderzoek naar de visie van Bullinger (1504-1575) op profetie en het ambt van profeet in de kerk. Zijn Engelstalige proefschrift draagt de titel ”Heinrich Bullinger on Prophecy and the Prophetic Office (1523-1538)”, en is uitgegeven door Vandenhoeck & Ruprecht uit het Duitse Göttingen.
Prophezei
Profeten en profetie stonden aan het begin van de zestiende-eeuwse Reformatie volop in de belangstelling, zegt ds. Timmerman. „Luther had het leergezag van de paus ter discussie gesteld met een beroep op de Bijbel. Tegenover de nadruk op traditie en het leergezag van het pontificaat, brachten de reformatoren naar voren dat elk kerklid de profetische gave heeft gekregen om zelf de Bijbel te lezen en de uitleg ervan te beoordelen.”
De predikant ziet geen grote verschillen tussen de Duitse en de Zwitserse tak van de Reformatie. „Het uitgangspunt was dat de gemeente de leer toetst. Wel nam in Zwitserland de talenstudie een grotere plaats in, mogelijk onder invloed van Desiderius Erasmus en het Bijbels humanisme.”
In de kerkelijke praktijk speelden profetie en profetische Schriftuitleg een belangrijke rol. Zo organiseerde de eerste reformator van Zürich, Huldrych Zwingli, dagelijkse studiebijeenkomsten rond de grondtekst van het Oude Testament, later aangeduid als ”Prophezei”. Zwingli zag de profeet vooral als uitlegger van de Schrift en als wachter over de christelijke samenleving.
De bijeenkomsten hadden iedere morgen plaats, behalve op zondag en op marktdag, vrijdag. Aanwezig waren de predikanten en de docenten en studenten van de Latijnse school. Ze lazen een gedeelte uit de Hebreeuwse Bijbel, dat de studenten vervolgens in het Latijn vertaalden. Een van de docenten gaf vervolgens een uitleg en wees op grammaticale bijzonderheden. Aansluitend werd er –in het Duits– een preek gehouden. Dit gedeelte van de ”Prophezei” was in principe voor iedereen toegankelijk.
Ds. Timmerman: „Het is mijn stelling dat deze preken zich ontwikkelden tot zelfstandige erediensten waarin profeteren –het Woord van God uitleggen in de eigen taal– een plaats kreeg. De reformatoren wilden zo de dagelijkse samenkomst van de gemeente herstellen, maar ik denk dat lang niet iedereen in staat was om acht uur ’s morgens naar de kerk te gaan.”
Na de dood van Zwingli in 1531 zette zijn opvolger Bullinger de ”Prophezei” voort. Die stelde dat deze bijeenkomsten geen protestantse uitvinding waren, maar rechtstreeks te herleiden vielen tot de profetenscholen in het Oude Testament, de profetie in Korinthe, de oudchristelijke scholen en de vroegmiddeleeuwse kloosters. „Bullinger rangschikte dus de historische bronnen zodat die de boodschap van de Reformatie ondersteunde”, aldus ds. Timmerman.
Genadegave
Volgens Bullinger was een profeet iemand die met gezag Gods Woord uitlegde, zo mogelijk met kennis van de grondtalen, tot opbouw van de gemeente en waar nodig met een kritische spits. „De genadegave van de profetie, waarover 1 Korinthe 14 spreekt, sloot volgens hem nauw aan bij de natuurlijke gaven van iemand en kon door studie en gebed worden ontwikkeld. Profetie was dus niet zozeer de gave om iets over de toekomst te zeggen of verborgenheden te openbaren, maar om de Schrift uit te leggen en toe te passen.”
Bullinger schreef twee werken over profetie: ”De propheta libri duo” (”Twee boeken over de profetie”, 1525) en ”De prophetae officio” (”Over het profetenambt”, 1532). De Zwitserse predikant bracht daarin onder meer naar voren dat elk kerklid vanuit het profetisch charisma (genadegave) zelf de Bijbel kon lezen en de uitleg ervan beoordelen. „Net als Zwingli had hij daarbij een positieve inschatting van de mogelijkheid dat gelovigen, door de leiding van de Geest, tot het juiste verstaan van de Bijbel konden komen.”
Ook verdedigde Bullinger, vooral tegenover de anabaptisten, de positie van de profeet als drager van een publiek erkend ambt en als getrainde uitlegger van het Woord. Hij verbond de genadegave van de profetie sterk met de uitleg van de grondtekst van de Bijbel. „Daarbij legt Bullinger de nadruk op talenkennis en, meer nog, op retorische vaardigheid. Hoewel in principe iedereen een profeet kon zijn, verschoof het accent naar de autoriteit van de predikant als profetische Schriftuitlegger.”
Een afzonderlijk ambt van profeet was bij Bullinger niet in beeld, aldus ds. Timmerman. „Wel werd het woord profeet steeds meer een aanduiding voor de exegetische specialist, de docent aan de theologische school, en minder voor de reguliere prediker. Dit sloot aan bij de christelijke traditie van de profeet als doctor.”
Misstanden
Bullinger verdedigde in ”De prophetae officio” het recht van het verkondigingsambt om op „profetische” wijze vanuit het Woord van God in kerk en maatschappij zonden en misstanden aan te kaarten. „Daarin was Bullinger voorzichtiger dan Zwingli”, weet ds. Timmerman. „Toch stelde hij regelmatig bepaalde dingen aan de kaak, zoals het armoedebeleid van de stad Zürich of een bondgenootschap met het rooms-katholieke Frankrijk. Waarschuwen behoorde volgens Bullinger tot het bisschoppelijk-profetisch ambt.”
Nu zijn predikanten vaak terughoudender om vanuit het Woord van God misstanden in kerk en maatschappij aan te wijzen. Terecht?
„Het aanwijzen van misstanden in de samenleving ligt in ieder geval in de lijn van de Reformatie. We moeten wel bedenken dat de politieke en maatschappelijke situatie in de zestiende eeuw heel anders was dan nu. In de tijd van Bullinger was er het besef én de wens dat de kerk zich uitsprak over maatschappelijke onderwerpen. Zo voerden Bullinger en anderen in 1532 een discussie over de vraag of de kerk kritiek mocht hebben op de overheid. Ja, was het antwoord, want het Woord van God mag niet gebonden zijn.
In de eenentwintigste eeuw is de maatschappelijke rol van de kerk diepgaand veranderd. Ze heeft niet meer het gezag om vanaf de preekstoel de overheid aan te spreken, al hebben we als christenen nog wel de opdracht om profetisch in de samenleving te staan en van ons te laten horen als er dingen misgaan.”
Binnen de gereformeerde kerken lijkt het thema profetie een beetje te zijn ondergesneeuwd.
„Ik heb de indruk dat de aandacht voor profetie weer groeit. En dan in de zin van: hoe leren we luisteren naar de stem van God, Die vandaag door Woord en Geest tot ons spreekt?
Van Bullinger kunnen we leren dat kennis van en leven uit de Schriften de basis van profetie zijn. Dat de Heere vrij is om deze gave op het gebed te geven. Ik geloof wel dat profetie breder is dan de uitleg van de Bijbel in het Hebreeuws en Grieks door een predikant, al wordt ze altijd vanuit de Schrift gevoed.
Als iemand op het juiste moment iets vanuit het Woord weet te zeggen –bijvoorbeeld in een pastoraal gesprek– dan kan dat een vorm van profetie zijn. Profetie mag echter nooit als een op zichzelf staande gave worden gezien, want dan wordt ze oncontroleerbaar. Profetie is een zaak van de gemeente, die moet kunnen onderscheiden wat wel en wat niet van de Heere komt. Een belangrijk principe blijft: onderzoek alle dingen, behoud het goede.”
Wat is profetie?
Ds. D. Timmerman onderscheidt vijf toepassingen van het Bijbelse begrip in de christelijke traditie:
Profeten als boodschappers van het einde der tijden.
Profeten als uitleggers van de Schrift.
Profetie als gezamenlijke lezing van de Schrift in een liturgische of academische setting.
Profeten als dragers van een kerkelijk ambt.
Profetie als een gave voor alle gelovigen.
De Zwitserse reformator Heinrich Bullinger verwerkte de verschillende modellen in een eigen visie op het profetische ambt. „Daarbij krijgt het model van de profeet als bode van eschatologische verandering relatief de minste aandacht”, stelt de promovendus. „Waar het wel voorkomt, gebeurt dat vooral met een polemische spits tegen de „valse profetie” van de kerk van Rome. Daarentegen staan de modellen van de profeet als Schriftuitlegger en als opziener in de christelijke samenleving in het centrum van zijn belangstelling.”