Commentaar: Kerkorganist kan een hoop bederven, maar ook goedmaken
De organist keek zijn predikant enigszins teleurgesteld aan. „Dominee, u bidt zondags voor veel mensen, maar nooit voor mij.” De voorganger dacht snel na en reageerde ad rem: „U vergist zich, ik bid altijd voor hen die in hoogheid zijn gezeten.”
Een voorbeeld van kerkelijke humor? Zeker. Maar ook een illustratie van de praktijk in veel gevallen. Organisten zijn, ondanks hun imago van eigenwijsheid, gewone mensen. Ze willen behalve kritiek ook weleens een positief woord horen, blijkt uit de zaterdag gepubliceerde enquête van deze krant onder ruim 1200 kerkorganisten.
Elke zondag zitten ze er: de mannen –waar blijven de vrouwen?– om de gemeentezang met hun handen en voeten in de juiste banen te leiden. Als het goed is, hebben ze zich thuis, of zelfs in de kerk, grondig voorbereid. Hoeveel uur op jaarbasis zou de organist in zijn kerkelijke functie steken? Natuurlijk, het is zijn passie om orgel te spelen, maar hij moet de tijd ervoor toch maar vrijmaken. Overigens nogal eens op zaterdagmiddag of -avond, als anderen van hun rust genieten.
Organisten kopen geregeld bladmuziek, want ze willen de gemeente niet steeds dezelfde kost voorschotelen. Niemand eet graag elke dag spinazie. Met de aanschaf van de muziek zijn heel wat euro’s gemoeid. Koraalbundels zijn duur. Organisten betalen ze met liefde uit hun eigen portemonnee. In sommige gemeenten draagt de kerkenraad financieel bij, maar dat zijn er niet zo veel.
Veel organisten horen zelden iets over hun spel. Geen bericht, goed bericht, zou de conclusie kunnen zijn. Maar die positieve reactie van dat gemeente- of kerkenraadslid doet toch wel erg goed. Soms gaat op maandagavond de telefoon. De organist heeft te hard gespeeld, te snel, te frivool. Of hij zich wil inhouden, aanpassen. Of hij wil spelen naar het hart van Jeruzalem. Wat dat is? Dat blijkt een lastige vraag.
Graag zouden organisten een goed gesprek met hun kerkenraad hebben, blijkt uit de enquête. Maar hebben de broeders wel verstand van muziek? Kerkenraadsleden houden zich serieus bezig met veel verschillende zaken. Van aandacht voor jongeren die dreigen af te haken tot pastorale zorg aan asielzoekers. Van de vraag hoe de kerk actief kan zijn in de buurt tot een gesprek over de inhoud van het catechetisch onderwijs. Kerkenraden gaan niet over één nacht ijs, maar bezinnen zich grondig op wat zich aandient in de gemeente.
Maar maakt iemand van de broeders zich druk om het orgelspel, om de gemeentezang? Niet alleen als er kritiek is, maar als onderwerp van bezinning? Zang en orgelspel hebben elke zondag een grote plaats in de eredienst. Waarom dan zo weinig positieve aandacht hiervoor, juist in reformatorische kerken? Het is een van de vragen die uit de enquête naar boven komen.
Het orgel, dat gaat nog wel, zei een voorganger. Maar die organisten, verzuchtte hij. Een medebroeder verwoordde het anders: Organisten kunnen een hoop bederven in de dienst, maar ook goedmaken. Een mooie basis voor een constructief gesprek.