Cultuur & boeken

Uiteenlopende meningen in verhalen oud-Indiëgangers

Hoogbejaard zijn de Indië­veteranen inmiddels. Hoe uiteenlopend ze terugblikken op hun tijd in de tropen, blijkt uit twee nieuwe boeken. In ”Op klompen door de dessa” overheerst de kritische noot. En juist die –volgens hem eenzijdige– benadering wil veteraan Gerard van der Lee rechtzetten in ”Onze Jan in Indië”.

L. Vogelaar

13 March 2015 06:31Gewijzigd op 15 November 2020 17:21
beeld wo2forum.nl
beeld wo2forum.nl

Onze Jan. De Indië­ganger was rond de 20 en had al veel meegemaakt: een economische crisis en een wereldoorlog. In plaats van te gaan werken of studeren en deel te nemen aan de weder­opbouw, moest hij als militair naar Nederlands-Indië, om vervolgens veel later gerepatrieerd te worden dan hij verwachtte. En daar stond hij dan, een jaar of 24 oud, met een grote leer- en werkachterstand, min of meer als een vreemde in eigen vaderland, waar hij de verhalen over de achterliggende jaren nauwelijks kwijt kon. Met alle gevolgen van dien.

Zoals Jan waren er veel; zo’n 150.000 soldaten dienden in de archipel. Ze deden er veel goeds en vervulden hun plicht, beklemtoont de een. Ze hoorden daar niet; het was koloniale onder­drukking van een gerechtvaardigd verlangen naar zelfstandigheid, meent de ander. En Jan –inmiddels minimaal 85 jaar oud– leest in de krant hoe over excessen wordt geschreven die hij en zijn maats in Indië zouden hebben begaan. Dat herkent hij, of juist helemaal niet. Hij stoort zich aan de beeldvorming, of vraagt zich af waarvoor hij zich eigenlijk heeft ingezet. En zo achtervolgt het Indiëverleden hem nog steeds. De verwerking duurt levenslang.

Eenzijdig

Auteur G. F. van der Lee (1927) heeft de ervaringen van de Indië­gangers –onder wie hijzelf– mede op papier gezet omdat hij zich aan de eenzijdige berichten over excessen, excuses en schade­vergoedingen stoort. Ongeoorloofd geweld tegen burgers? Hij herkent er niet de werkelijkheid in die hijzelf heeft meegemaakt. „Van het geweld dat wordt beschreven, wordt ten onrechte gesuggereerd dat dit bij de meeste onderdelen op vergelijkbare wijze en in gelijke mate voorkwam en eerder regel dan uitzondering was.”

Van der Lee beschrijft het leven van Jan –die model staat voor alle Indiëgangers, maar aan wie soms Van der Lees eigen belevenissen zijn gekoppeld– vanaf zijn geboorte in de jaren twintig. Na 55 pagina’s komt hij toe aan de Indiëperiode. Zelf diende hij in het regiment Huzaren van Boreel en was hij van 1948 tot 1950 in de tropen.

Positief

„Toen Jan in Indië aankwam, kwam hij in een heel onbekende en andere wereld. Het was heet en vochtig.” Van der Lee beschrijft hoe het Nederlandse gouvernement verbetering bracht in de levensomstandigheden van de bevolking, verarmd en ondervoed als ze was na drieënhalf jaar Japanse bezetting. De Japanners hadden een hongersnood veroorzaakt die honderdduizenden eiland­bewoners het leven kostte.

De inwoners waren de Neder­landers dankbaar voor de bescherming tegen plunderende bendes, die niet alleen de ‘overheersers’, maar ook de eigen burgers belaagden. De politionele acties waren nodig „om uit de impasse te komen van de oncontroleerbare gewelddadige activiteiten van Republikeinse groeperingen enerzijds en vruchteloze onder­handelingen anderzijds.” Vindt Jan, alias Van der Lee.

Na de acties hadden de Neder­landers een groter gebied in handen. Ze herstelden daar bedrijven, organiseerden het binnenlands bestuur en gaven aandacht aan gezondheid en welzijn. Er werd geprobeerd orde en vrede te herstellen en te beginnen met de wederopbouw, en dat was volgens de auteur nog veel beter gelukt als internationale druk Nederland er niet toe gedwongen had de acties voortijdig te staken.

Jan zag wat de opstandelingen aanrichtten. „Dood en verminking voor de mensen die door de rebellen werden gezien als land­verraders en collaborateurs. Dood en verminking voor henzelf –de Nederlandse soldaten– door vijandelijk vuur en trekbommen.” Er was altijd spanning, altijd gevaar. De militair kreeg het verlies van kameraden te verwerken, en verraad door een bevolking die hij ook na een paar jaar nog steeds niet doorgrondde. „Hoe begrijpelijk is het dan wanneer bij sommigen de spanning te veel wordt, de afkeer in haat verandert, het verdriet in woede overgaat en grof geweld gebruikt wordt.” Maar het waren uitzonderingen.

En daarom stoort Jan zich zo veel jaar na dato hevig aan eenzijdige berichtgeving over de Nederlandse troepen in de Oost. Nu steeds meer ooggetuigen wegvallen, heeft Van der Lee hun verhaal nogmaals willen vertellen, als een hommage voor hun inzet en als een correctie op eenzijdige geschiedschrijving.

Negatief

Hoe anders zit de bundel van Hylke Scheepstra in elkaar; een reeks boeiende vertellingen die hij in gesprekken met oude Friezen optekende. Voor die verhalen was in het Nederland van de jaren vijftig en daarna vaak weinig ruimte. En dus werden ze opgekropt, en verwerkt, zo goed en zo kwaad als dat ging. Het zijn verhalen waarin de negatieve toon overheerst: de soldaten hadden niet uitgezonden moeten worden; ze waren kostbare jaren kwijt. En de politiek faalde.

„Achteraf beschouwd hadden we daar helemaal niet moeten zijn, ik bedoel daar in Indië niet”, zegt een veteraan tegen Scheepstra. „Hoe ver weg en onmetelijk groot de Indische archipel ook was, hoe sterk de hang naar onafhankelijkheid zich al in 1945 had ont­wikkeld, wij moesten en zouden daar onmisbaar blijven”, evalueert een ander.

„Met een realistischer diplomatie was het absoluut mogelijk geweest samen te werken met het republikeinse leger, om tot iets beters te komen”, zegt een van de geïnterviewden optimistisch. In de soms rancuneuze wijze van terug­blikken passen ook onvriendelijke opmerkingen over de kerken van toen, die het Nederlandse optreden in Indië steunden.

Bloedneus

Een veteraan vertelt hoe hij ’s nachts de gebeurtenissen opnieuw beleefde. Wild sloeg hij om zich heen, zodat zijn vrouw even later met een bloedneus naast het bed stond. Een ander stortte zich op zijn werk; zijn gezin leed eronder.

Ondertussen kwamen de beelden terug. Van opstandelingen die hun mes in een rottend dood beest staken en vervolgens met dat mes hun tegenstanders te lijf gingen. Maar ook andersom: van martelingen van gevangenen door politieagenten, in naam van de Nederlandse overheid. Beelden van de grote spanning tijdens patrouilles, van het leed om de jongens die omkwamen en ver van huis een graf kregen, maar ook van onschuldige burgers die omkwamen tijdens de strijd tegen de terroristen.

„Ze hadden ons niet naar Indië moeten sturen”, zegt een veteraan geëmotioneerd. „Tegelijkertijd zeg ik: als dienstplichtigen hebben we daar in het begin met de beste bedoelingen geprobeerd goed te doen. Hier en daar lukte dat best. Maar uiteindelijk belandden we in onmogelijke situaties.”

Ook anderen komen aan het woord: de dienstweigeraar, de deserteur en degene die jacht op hem maakte, de soldaat die na zijn Indiëperiode emigreerde, de man die er na vele jaren achter kwam de zoon van een Indië­ganger te zijn –„Jeff, jongen, heit is je echte vader niet”–, de man met een oorlogssyndroom, de Nieuw-Guineaganger van begin jaren zestig, toen de geschiedenis van eind jaren veertig zich herhaalde.

De terugkeer in Nederland was voor veel militairen een afknapper. Wat kregen ze van de overheid toen ze voet aan wal zetten? Een appel! En vervolgens moesten ze een nieuw bestaan zien op te bouwen. Ondertussen torsten ze Indië mee, levenslang. Mooie ervaringen, en bittere.

Nu konden ze hun verhaal kwijt. Van de Friese versie van Speerstra’s boek was de eerste oplage van 3000 exemplaren binnen elf dagen uitverkocht. De tweede oplage was even groot. Inmiddels is ook een Nederlandse versie verschenen.

Evenwichtig

Twee beeldend geschreven boeken, die tot de laatste pagina blijven boeien. Twee kanten van de medaille. Zoals Indië een deel bleef van het leven van de veteranen, zo bleef het een –moeizaam verwerkt– deel van de Nederlandse geschiedenis.

Eenzijdige acties om groepjes weduwen in een Indonesische kampong op te sporen en hen aan te moedigen schadevergoeding van Nederland te eisen, doen die verwerking in elk geval geen goed. Het blijft moeilijk om een evenwichtig beeld van die naoorlogse periode te schetsen. Het laatste woord is er niet over gesproken.


Boekgegevens

Onze Jan in Indië, Gerard van der Lee;
uitg. White Elephant Publishing, Arnhem, 2015; 
ISBN 978 90 7976 312 2; 176 blz.; € 10,-;
Op klompen door de dessa. Oud-Indiëgangers vertellen, Hylke Speerstra; 
uitg. Atlas, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 4502 884 2; 320 blz.; € 21,99; 
Op klompen troch de dessa. Indiëgongers fertelle (Friese versie), Hylke Speerstra;
uitg. Bornmeer, Gorredijk, 2014; ISBN 978 90 5615 335 9; 349 blz.; € 25,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer