Knap geschreven roman ”Dwaallicht” sluit aan bij Boekenweekthema
Weer is het haar gelukt. Na de romans ”Parnassia” en ”Zeevonk”, die veel bewondering oogstten, schreef Josha Zwaan opnieuw een sterk werk. Zo’n boek dat je raakt tot op het bot.
In ”Dwaallicht” weet Zwaan de lezer zo mee te voeren in het leven van een psychiatrisch patiënt dat het kippenvel je soms op de armen staat. De roman verscheen vlak voor de start van de Boekenweek (7 t/m 15 maart) – die dit jaar als thema ”Waanzin” heeft. Goed getimed van uitgever Ambo/Anthos.
Waanzin is precies waar dit boek over gaat. Hoofdpersoon Marthe kampt sinds haar kinderjaren met psychische problemen. Ze hoort stemmen in haar hoofd, heeft abnormale angsten. „Martje is heel speciaal”, zegt haar vader. Maar haar moeder stelt ze keer op keer teleur, merkt Marthe. Omdat ze zo anders is dan haar zus, nooit eens normaal met een vriendinnetje kan spelen, zich terugtrekt en altijd maar zwijgt. Maar in haar hoofd is het zo’n kabaal, daar klinken zo veel stemmen door elkaar. Hoe moet ze woorden vinden om dat uit te leggen?
Huiveringwekkende scenario’s
In de knap gecomponeerde roman wisselen verschillende periodes uit het leven van Marthe elkaar af. De lezer leert haar kennen als kind, puber, studente Frans en als volwassene: ze is dan moeder, echtgenote en vertaalster. Samen met haar man Barend heeft ze drie kinderen: Willem, Luna en Jona.
Marthe heeft continu last van haar ziekte. Ze is overdreven bezorgd, bang dat haar gezin iets overkomt. Daardoor worden de kinderen beknot in hun vrijheid. Ze mogen niet zelfstandig naar school wanneer ze daar allang aan toe zijn. Als ze rustig in de zandbak spelen, ziet Marthe huiveringwekkende scenario’s voor zich van wat er op dat moment zou kunnen gebeuren.
Ze voert een gevecht met de medicatie, die ze nodig heeft om te kunnen functioneren, maar ook vervelende bijwerkingen heeft. Wanneer ze haar pillen slikt, voelt Marthe zich zichzelf niet. Dus gooit ze die in de prullenbak, met alle gevolgen van dien.
Tijdens de ”pilloze” periodes ontspoort Marthe. Ze staat tijdenlang doelloos naar buiten te staren, blijft steken in dagelijkse bezigheden als koken en boodschappen doen. „Haar handen hielden de pan met aardappelen vast, ze had ze afgegoten maar leek niet meer te weten wat de volgende handeling moest zijn.” „Je bent alleen nog maar bezig met futiliteiten”, moppert Barend. „Of de kopjes wel schoon zijn. Of de kinderen niet door een mug gestoken worden.”
Dak- en thuislozen
Niet alleen Marthe lijdt onder haar ziekte; haar omgeving lijdt mee. Het contact met haar ouders houdt ze af, voor de kinderen maakt ze het leven moeilijk. Die reageren elk op hun eigen manier: Willem trekt zich terug, Luna probeert de moedertaken over te nemen, Jona speelt lief en is ‘onzichtbaar’. Barend vlucht in zijn werk.
Het kan bijna niet anders of de situatie escaleert. Marthe raakt letterlijk en figuurlijk de weg kwijt en belandt, zwervend en in de war, in Amsterdam, waar ze leeft te midden van verslaafden en dak- en thuislozen. Een wereld waarvan Zwaan de rauwheid en ellende treffend weet weer te geven.
Marthe mag slapen in het onderkomen van junks, als ze in ruil daarvoor oppast op de baby van een van hen. Maar net als de echte moeder is Marthe niet in staat om voor het kind te zorgen. Het baby’tje wordt dagenlang alleen gelaten, krijgt te weinig eten. Wanneer het kindje stervend is, gaat Marthe op zoek naar de moeder, die aan het werk is op een tippelzone. Dit vind ik een van de aangrijpendste gedeelten in de roman. De situatie is zo invoelbaar dat je het kindje van de pagina’s zou willen scheuren om ermee naar een ziekenhuis te rennen voordat het te laat is. Het loopt niet goed af.
Sfeerbeschrijvingen
Seksualiteit neemt in de roman een behoorlijke plaats in. Op dit vlak is Marthe flink ontspoord. Al jong ontdekt ze dat ze er rust van krijgt in haar hoofd. Dit leidt ertoe dat seksualiteit een verslaving wordt. Als puber en studente zoekt ze bewust en doelgericht mannen op. Wanneer ze getrouwd is, dient het hebben van gemeenschap –met een frequentie waar het landelijk gemiddelde bij verbleekt– voor Marthe opnieuw als een soort medicijn.
Als 15-jarige ondergaat Marthe al een abortus. Schrijnend is het contrast in de roman tussen het sterven van twee baby’s –het ongeboren leven en het kindje in Amsterdam– en anderzijds Marthes extreme angst dat haar kinderen iets overkomt.
Het is jammer dat er een enkele (bastaard) vloek in het boek voorkomt. Verder is ”Dwaallicht” een knappe roman. Dankzij de sterke compositie en sfeerbeschrijvingen, de wijze waarop Zwaan de lezer laat meevoelen en ervaren, aan het denken zet.
Barend vind ik overigens wat minder uit de verf komen. Wanneer de schrijfster probeert te laten zien dat het leven met Marthe hem te zwaar wordt en hoe lastig het voor hem is haar te begrijpen, richt ze zich te veel op het beschrijven. ”Show, don’t tell”, zou ik haar soms toe willen roepen. Toon het, in plaats van het te omschrijven. Dan komt het ook –en beter, sterker– binnen.
Gelukkig blijft de schrijfster niet bij de ellende steken. In de roman klinken ook hoopvolle geluiden. In de periode dat Marthe door Amsterdam zwerft, ontdekt Barend dat het leven zonder zijn kleurrijke vrouw echt niet zo veel beter is. En de kinderen missen hun moeder, ondanks haar lastige kanten. Uiteindelijk overwinnen liefde en trouw. En Marthe zelf vindt, na veel zwerven, zoeken en lijden, een weg om met haar ziekte om te gaan.
Boekgegevens
Dwaallicht, Josha Zwaan; uitg. Ambo/Anthos, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 2633 065 0; 251 blz.; € 19,99.