„Praat vrouw geen incestverhaal aan”
Een depressieve vrouw klopt aan bij een hulpverlener. Tijdens de therapie ‘ontdekt’ ze dat ze in haar vroege jeugd door haar vader ernstig seksueel is misbruikt. Vader is zich van geen kwaad bewust en ook moeder staat perplex. Het zou gaan om „fictieve herinneringen” van hun dochter, opgeroepen door een „dubieuze psychotherapie die verwoestende effecten heeft.”
Dat een onterechte beschuldiging van incest een gezin op z’n kop zet, weet Jan Witstra (gefingeerde naam) uit ervaring. Een broer van hem werd er jaren geleden van beschuldigd een jongere zus langdurig seksueel te hebben misbruikt. Ten onrechte, menen alle gezinsleden, behalve de zus die de aanklacht uitte na therapiesessies bij een vrijgevestigde, christelijke hulpverlener.
De situatie in het gezin Witstra staat niet op zichzelf. Zo is tussen 1994 en 2004 de Werkgroep Fictieve Herinneringen (WFH) actief. Hierbij melden zich in die periode zo’n 300 ouderparen die zeggen dat de man ten onrechte is beschuldigd van incest.
Na ruim tien jaar wordt de WFH opgeheven. Witstra: „Sommige bestuursleden waren overleden. Anderen verkeerden in de veronderstelling dat de problematiek niet meer zo zou spelen, sinds de Gezondheidsraad een rapport had uitgebracht waarin werd gewaarschuwd voor gevaarlijke vormen van psychotherapie. Later hebben sommigen erkend dat die conclusie te voorbarig was geweest.”
Juist in de periode rond de opheffing van de werkgroep publiceert Kitty Hendriks haar boek ”Vaag verleden. Hoe ik ging geloven in fictieve herinneringen”. Ze beschrijft haar ervaring met een alternatieve psychotherapeute, die uit haar lichaamshouding opmaakt dat ze door haar vader ernstig is misbruikt. Tijdens een langdurig traject komen ‘herinneringen’ aan verdrongen misbruik naar boven, waaronder seksuele orgieën in de kelder van het ouderlijk huis. Uiteindelijk komt Hendriks tot de conclusie dat het gaat om fictieve herinneringen, opgewekt in de sessies met de therapeute.
Herroepen
Hendriks start in 2004 de website traumaversterking.nl, die over deze thematiek gaat. Na een aantal jaren besluit zij zich niet langer actief op dit terrein te richten en leidt de site een sluimerend bestaan. In 2012 nemen enkele lotgenoten het beheer van de website over en raakt ook Witstra erbij betrokken. Ter bescherming van de privacy van zijn familie treedt hij niet onder zijn werkelijke naam naar buiten.
Sinds 2012 is er rond de website een „contactgroep” ontstaan. Witstra: „Deze richt zich niet alleen op vaders en broers die zonder enig bewijs een bizarre en weerzinwekkende beschuldiging voor de voeten geworpen krijgen, maar ook op voormalige patiënten die tot het inzicht zijn gekomen dat de nare herinneringen die zij in therapie ‘herontdekt’ hebben slechts op fictie berusten.”
Behalve Witstra zijn bij de groep drie echtparen betrokken van wie de man „zonder enige onderbouwing” werd beschuldigd van incest. Ook is er één vrouw die haar eerder geuite beschuldigingen van seksueel misbruik heeft herroepen in de groep actief. Vijf echtparen uit Nederland en België die te maken kregen met een „niet van bewijs voorziene” aanklacht van seksueel misbruik, vroegen het afgelopen jaar via de site informatie aan.
Deze aantallen zeggen volgens Witstra niets over de omvang van het probleem. „We weten niet hoe vaak het voorkomt. Mensen die getroffen worden door therapeutisch opgewekte beschuldigingen durven er vaak niet over te praten. Zij weten niet bij wie ze terechtkunnen en hun huisarts zit met de handen in het haar. Met de website willen we hun laten weten dat ze niet alleen staan. Waar mogelijk bieden we hun informatie en morele steun.”
Op de vraag welke impact een onterechte aantijging van misbruik heeft, zegt Witstra: „Dat is met geen pen te beschrijven. Onderzoeken geven aan dat de beschuldiging dat je je dochter iets gruwelijks hebt aangedaan terwijl dit niet zo is, tot de meest afschuwelijke zaken behoort die je kunt meemaken. De levens van betrokkenen worden erdoor verwoest. Andere kinderen uit hetzelfde gezin komen in een geweldige spagaat terecht. Het is als een clusterbom die in één klap een familie uiteenrijt.”
Voor mannen in kwestie is het lastig steun te krijgen, stelt Witstra. „Ik weet van een vader die zijn huisarts bezocht nadat zijn dochter hem ervan had beschuldigd dat hij haar als kind seksueel had misbruikt. De huisarts verwees de man naar dadertherapie. Hij ging er blijkbaar van uit dat hij het wel gedaan moest hebben, want zo iets ergs verzint een vrouw toch niet?”
Dubbel lijden
De vrouwen uit de contactgroep staan volledig achter hun mannen, zegt Witstra. Hij wijst erop dat deze echtgenotes en moeders dubbel lijden. „Ze zijn ervan overtuigd dat hun man ten onrechte wordt beschuldigd. Intussen zien ze hun dochter lijden onder een ongelukkige jeugd die haar is aangepraat. Alsof dit nog niet erg genoeg is, raakt vaak ook het contact met kleinkinderen verstoord. Ik weet van een vrouw die vanwege deze problematiek haar kleinzoon al elf jaar niet heeft kunnen zien.”
De website richt zich in eerste instantie op „niet van bewijs voorziene” beschuldigingen van incest in de vroege jeugdjaren die na een hulpverleningstraject naar buiten komen. „Dit beperkt zich niet tot vrijgevestigde, alternatieve hulpverleners. Ik ken ook een voorbeeld van een vrouw die haar vader van incest beschuldigde na therapie in een reguliere ggz-instelling. Overigens zijn er ook leraren die door rancuneuze leerlingen vals worden beschuldigd van een zedenmisdrijf. Of vaders die tijdens een vechtscheiding te maken krijgen met beschuldigingen door een boze echtgenote. Ook hun wereld stort in.”
Hoe groot is de kans dat er zich bij de contactgroep mannen melden die wél misbruik hebben gepleegd, maar dit hardnekkig ontkennen? „Over het algemeen zullen mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag geen aandacht op zichzelf willen vestigen en geen contact met ons zoeken”, reageert Witstra. Hij wijst daarbij opnieuw op de specifieke doelgroep van de website.
„In onze contactgroep gaat het niet over bijvoorbeeld een achttienjarige jongen die ervan wordt beschuldigd dat hij te ver is gegaan in het contact met een 13-jarig nichtje, maar om iets totaal anders: volwassen vrouwen die in therapie gaan en dan ineens met het verwijt komen dat ze op 3-jarige leeftijd op brute wijze zouden zijn verkracht. Vader kan dit niet plaatsen, moeder evenmin, en de andere gezinsleden ook niet.”
Trauma
Gz-psycholoog Joke Ronner werkt op de afdeling volwassenenzorg van Eleos in Zwolle. Regelmatig behandelt ze patiënten met trauma’s, onder wie slachtoffers van seksueel misbruik. Ze is bekend met de thematiek van de zogeheten fictieve herinneringen. „In de jaren tachtig was er in Amerika een hype waarbij honderden vaders werden beschuldigd van incest, terwijl dit later niet bleek te kloppen.”
Ronner beseft dat misbruikverhalen van patiënten weleens onjuist kunnen zijn, maar gaat daar niet krampachtig mee om. Als iemand haar in de spreekkamer vertelt dat ze –meestal is het een vrouw– is misbruikt, neemt ze aan dat dit klopt. „In principe geloof ik een patiënt, of het nu misbruik betreft of andere ervaringen. Als het om ontucht gaat, heb ik als hulpverlener niet de taak aan waarheidsvinding te doen. Dat is aan de politie, wanneer iemand aangifte doet.”
Een enkele keer roept een verhaal bij Ronner twijfels op. „In de dertien jaar dat ik dit werk doe, is dat een keer of drie gebeurd. Ik weet iets van dadergedrag. Bij incest bouwt een dader het grensoverschrijdende gedrag vaak langzaam op, waarbij hij steeds verder gaat. Als een vrouw mij vertelt dat haar vader haar zomaar opeens heeft verkracht, vraag ik me af of dat klopt en stel ik daar een kritische vraag over. Als ze er desondanks aan vasthoudt, is dat haar verhaal. Dan zeg ik niet: Ik geloof er niets van.”
Meer dan eens komt de vraag aan de orde of de patiënt aangifte zal doen. Niet iedereen wil dat, is Ronners ervaring. Zelf dringt ze er niet automatisch op aan. „Aangifte doen is een zwaar proces. Mensen kunnen daardoor behoorlijk ontregeld raken. Soms raad ik het wel aan, zeker als een dader, bijvoorbeeld een leraar, nog actief is en er meerdere slachtoffers kunnen zijn.”
Belangrijk motief voor het slachtoffer om aangifte te doen, is vaak het zoeken van erkenning. „Als er sprake is van één slachtoffer, staat het woord van de één tegenover dat van de ander. Getuigen zijn er vaak niet. In zo’n situatie levert een proces doorgaans niet op wat het slachtoffer beoogt, terwijl het wel veel van haar vraagt. Het is de vraag of ze het die moeite waard vindt.”
Kelder
Als het in haar spreekkamer over misbruik gaat, komt dit altijd bij de patiënt vandaan, zegt Ronner. Een hulpverlener dient zich volgens haar verre te houden van het toewerken naar een verklaring van ontucht of het willen oproepen van zogeheten verdrongen herinneringen. „Ik geloof er niets van dat iemand niks meer weet van misbruik dat vanaf een jaar of vier zou hebben plaatsgevonden maar dat dit ineens naar boven kan komen. Daarvoor bestaat geen wetenschappelijk bewijs.”
Ronner tekent tijdens een therapie weleens een huis op een flip-over. „Dat huis staat voor de patiënt. Daaronder zit een kelder, waarin hij allerlei nare herinneringen heeft opgeslagen. Op die kelder zit een deksel. Patiënten gebruiken vaak jarenlang veel van hun energie om het deksel er stevig op te houden, zodat ze niet voortdurend aan die gebeurtenissen worden herinnerd.”
Door bepaalde omstandigheden lukt het volgens Ronner soms niet meer om het deksel erop te houden, „bijvoorbeeld als je zwanger bent, een van je kinderen wordt misbruikt of wanneer een dader in de buurt komt wonen. Patiënten krijgen dan veel last van de herinneringen, bijvoorbeeld door flashbacks of nachtmerries. De herinneringen zijn niet veranderd, het lukt alleen niet meer om ze weg te stoppen.”
Dromen
Ooit behandelde Ronner een vrouw met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS), waarbij iemand verschillende persoonlijkheden kan ervaren. „Het gaat bijna altijd om mensen met een ernstig misbruikverleden in de vroege jeugd. Deze vrouw had elders diverse behandelingen gehad en overal werd haar gevraagd: Ben je soms als klein kind misbruikt? Ze zei dat dit niet zo was, maar omdat de vraag steeds werd gesteld, kreeg ze het er uiteindelijk helemaal benauwd van en ging ze zelfs van misbruik dromen. Toen dacht ze: Zou het dan toch gebeurd zijn? Maar als je droomt over iets waar je in gedachten sterk mee bezig bent, wil dat niet zeggen dat het echt gebeurd is. We moeten mensen geen herinneringen aanpraten. Blijkbaar zijn er ook mensen met DIS die níét vroeg in hun jeugd seksueel zijn misbruikt.”
Bij een behandeling van patiënten met traumatische ervaringen maakt Ronner soms gebruik van EMDR. Deze methode helpt om trauma’s te verwerken, onder meer door een concentratie op het naarste moment dat de persoon heeft meegemaakt. Volgens critici zouden daarmee ook fictieve herinneringen kunnen worden opgeroepen. De gz-psycholoog ontkent dit.
„Mensen denken soms dat het een vorm van hypnose is, maar dat is onjuist. Je ondergaat het met je volle bewustzijn. Ik gebruik deze methode bij mensen die hun traumatische ervaringen al –meer dan eens– hebben verteld. Die verhalen worden daarna niet anders, maar EMDR helpt wel om er minder last van te hebben.”
Dit is het slot van een tweeluik over onterechte beschuldigingen van seksueel misbruik. Deel 1 verscheen vrijdag.
Onderdrukte herinnering van Lisa
Fictieve herinneringen kunnen op diverse manieren worden opgeroepen, zegt Jan Witstra van de website traumaversterking.nl. Voor een voorbeeld uit christelijke kring wijst hij op een publicatie van de –onlangs op 82-jarige leeftijd overleden– Amerikaanse theologe en pastoraal therapeute Leanne Payne, die sommige (charismatische) Nederlandse hulpverleners zou inspireren. In haar boek ”The Broken Image” (”Het gebroken beeld”, 1996) geeft ze onder meer het voorbeeld van de „onderdrukte herinnering” van Lisa.
Lisa, medisch student, kent haar leven lang mentale en emotionele pijn en doet minimaal twee suïcidepogingen. Na een kerkdienst waarin Payne heeft gesproken, neemt Lisa contact met haar op. Tijdens een gesprek legt Payne de handen op haar voorhoofd en vraagt ze God om Lisa’s herinneringen terug te laten gaan naar de conceptie en de periode daarna. Op die manier wil ze zien of het moment kan worden gevonden dat de oorzaak is van Lisa’s vervreemding van haar ouders en van de duisternis die ze vanbinnen kent. Daaruit komt naar voren dat de sleutelherinnering ligt in „de onderdrukte herinneringsbank van haar eerste vijf jaren.”
Uiteindelijk komt bij Lisa de „herinnering” boven dat haar vader haar op driejarige leeftijd seksueel misbruikte. Moeder zou haar niet hebben beschermd, maar door de kamer tegen de muur hebben gegooid. Daarna zou vader hebben geroepen: „Ze zal zich dit nooit herinneren!” „En dat is precies wat de volgende negentien jaar gebeurde”, schrijft Payne.
Volgens de pastoraal therapeute heeft Jezus Zelf de „begraven herinnering” naar boven gebracht waarvoor Lisa genezing nodig heeft en stelt Hij haar in staat om haar vader en moeder hun zonden tegen haar te vergeven. „Vanaf die dag was Lisa een nieuwe persoon.” Daarna moet ze onder andere leren de woorden van God te horen die de Geest zendt en die in de plaats zouden komen van „de negatieve woorden van zelfhaat en vernietiging.”