„Nog vraagtekens in Deventer moordzaak”
Het arrest in de Deventer moordzaak, maandag uitgesproken door het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch, laat nog tal van vragen open. „Ik had gehoopt dat die vragen beantwoord zouden worden, maar dat is niet zo.”
Dat zegt P. Tak, hoogleraar strafprocesrecht aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hij geeft de veroordeelde Ernest Louwes weinig kans in cassatie bij de Hoge Raad.
Tak liet zich in 2002 in het openbaar uit over de zaak tegen Louwes, de man die gisteren aan het slot van zijn herzieningsproces voor de moord op de weduwe Jacqueline Wittenberg (60) tot twaalf jaar cel werd veroordeeld. Destijds meende Tak dat er grote vraagtekens moesten worden geplaatst bij de veroordeling van Louwes door het hof in Arnhem. Het bewijs rammelde op vele fronten, aldus de hoogleraar.
„Het arrest van het hof Den Bosch is zeer omvangrijk, waarin alles in zijn richting, dus tégen hem, lijkt te werken”, aldus Tak. Volgens hem is er onvoldoende gerechercheerd op sporen richting mogelijke andere verdachten, ondanks aanwijzingen daartoe.
Ook rechtspsycholoog P. van Koppen zei destijds dat de politie weinig tot geen aandacht heeft gehad voor alternatieve scenario’s en dat er is gewerkt met een ”tunnelvisie”: de politie heeft getracht de verdachte te koppelen aan het misdrijf. Van Koppen nu: „Mijn kritiek van destijds had vooral betrekking op het veronderstelde moordwapen en de geursorteerproef die daarmee is uitgevoerd.”
Volgens Van Koppen hebben de deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) „een belangrijk probleem overgeslagen.” Hij doelt daarmee op de vraag hoe Louwes’ DNA op de blouse van het slachtoffer is terechtgekomen. Volgens Van Koppen is niet onderzocht of dat ook op een andere manier had gekund dan het NFI veronderstelt.
Het NFI meent dat de sporen zijn achtergelaten door het uitoefenen van kracht en geweld. Louwes echter meent dat hij ze heeft kunnen achterlaten doordat hij een arm om de schouders van de weduwe heeft geslagen. Omdat deze vragen onbeantwoord zijn gebleven, betwijfelt Van Koppen of de voor het bewijs gebruikte DNA-sporen van Louwes „beslissend” hadden moeten zijn.