Buitenland

Verdeeld Italië herinnert zich de „kleine holocaust”

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog vermoordden Joegoslavische partizanen zo’n 6000 gevangengenomen Italianen. De bevolking van Istrië en Dalmatië vluchtte daarop massaal naar de overkant van de Adriatische Zee. Pas een halve eeuw later lijkt de rest van Italië zich dat te herinneren.

Van onze correspondent
10 February 2004 10:37Gewijzigd op 14 November 2020 00:57

De Italiaanse gevangenen liepen in lange rijen van de stad naar de omringende heuvels. Met ijzerdraad om de polsen waren de gevangenen aan elkaar vastgebonden. Aangekomen bij de ”doline”, een diepe spleet in het kalkgesteente, schoot een Joegoslaaf het magazijn van zijn mitrailleur leeg. Dat was voldoende. De eerste die getroffen werd, trok de anderen mee de diepe afgrond in.

Zo moet, zoals het dagblad Il Tempo maandag schreef, het in 1943 zijn toegegaan in Istrië. In het historisch tijdschrift Millenovecento schrijft een overlevende: „Aan mijn hand was een ijzeren draad gebonden die vastzat aan een steen van 20 kilo. Aan de rand van de doline schoot er een op mij. Maar als door een wonder raakte hij niet mij, maar de draad waarmee ik met de steen was verbonden. Ik viel zonder die last in de 15 meter diepe put, maar kon me vasthouden aan een rotssteen in de spleet en erachter wegduiken. Ik zag vervolgens vier andere lichamen naar beneden vallen. Daarna werd een granaat gegooid, die het water op de bodem deed opspatten.”

De slachtoffers van de doline-moorden waren Italianen die in Istrië, Dalmatië en Venezia-Giulia woonden, gebieden die na de Eerste Wereldoorlog voor een deel aan Italië waren toegevoegd. Historisch gezien was dit het achterland van de Republiek Venetië; later vormde het een onderdeel van het Oostenrijkse keizerrijk.

De Slovenen en de Kroaten in deze gebieden werden in de jaren twintig onaangenaam verrast toen daar een fascistische bewind werd ingesteld. De fascisten traden niet zachtzinnig tegen hen op. Bij de val van Mussolini in 1943 namen de Joegoslavische partizanen de gelegenheid te baat de fascisten een lesje te leren. Twee maanden lang werden veel van hun Italiaanse medeburgers gedood, totdat de nazi’s het bestuur overnamen.

Na de Tweede Wereldoorlog, in mei en juni 1945, werden voor de tweede keer zulke moordpartijen gepleegd. De schattingen over het aantal slachtoffers lopen uiteen van 1000 tot 20.000, maar in het algemeen wordt 6000 aangehouden. „De massamoord was niet slechts een kwestie van bijltjesdag. De Joegoslavische volkswoede was een vorm van georganiseerd geweld”, meent Raul Pupo, geschiedenisdocent aan de universiteit van Triëst. „Bronnen uit die tijd bewijzen dat Istrië zou moeten worden gezuiverd van „de vijanden van het volk.””

Deze etnische zuivering betrof zogenaamd alleen de fascisten, maar in werkelijkheid alle Italianen, ook burgers, vrouwen en kinderen. Zelfs Italiaanse verzetstrijders werden door hun ex-collega’s vermoord. De meeste mensen woonden al generaties lang in de Slavische gebieden. Na de doline-moorden werd de resterende Italiaanse bevolking het leven onmogelijk gemaakt. Vervolgens trokken bijna alle Italianen bij Triëst de grens over. In totaal vluchtten tot 1950 ongeveer 250.000 mensen. Uit Pula, de hoofdstad van Istrië, alleen al vertrokken 60.000 inwoners, tweederde van de stad.

In Italië lag voor hen de loper niet uit. De vluchtelingen waren speelbal van een politiek spel waarbij de christen-democraten konden regeren door de communistische oppositie te vriend te houden. Over de doline-massamoord onder leiding van de Joegoslavische leider Tito, de politieke vriend van de Italiaanse communisten, werd niet gesproken. Sinds dat politieke koorddansen midden jaren ’90 voorbij is, zijn de doline-moorden aan de vergetelheid ontrukt.

Vooral de postfascistische partij Alleanza Nazionale houdt de herinnering levend. Een deel van deze partij wil zich dit hoofdstuk uit de naoorlogse geschiedenis toe-eigenen. In sommige steden waar de partij een groot electoraat heeft, zoals in Rome, wordt vandaag een speciale herdenkingsdag gehouden. Vandaag 57 jaar geleden verloor Italië bij het vredesverdrag van Parijs definitief zijn voormalige Slavische gebieden.

Maar ook andere partijen willen aan de geschiedenis recht doen, inclusief de voormalige communistische partij. In het parlement liggen twee voorstellen voor het instellen van een nationale herdenkingsdag voor de doline-slachtoffers. Over de datum is men het niet eens. Rechts wil zo’n dag combineren met de herdenking van de holocaust in januari. Ook de nabestaanden lijken dat wel wat te vinden. Zij noemen hun leed ook wel een „kleine holocaust.” Links heeft liever een aparte dag ergens in maart.

Gezamenlijk vieren is in een ideologisch sterk verdeeld Italië kennelijk niet mogelijk. „Wij Italianen hebben geen verleden waarin iedereen zich herkent, maar een serie van herinneringen die ideologisch, nationalistisch of lokaal zijn gekleurd”, vindt Sergio Romano, commentator van Corriere della Sera.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer