„Top justitie gaf Teeven vrij spel”
DEN HAAG. De omstreden ontnemingsschikking tussen justitie en drugsbaas Cees H.; daarover zou VVD’er Opstelten dinsdag hebben gedebatteerd met de Tweede Kamer als hij maandag niet was afgetreden als minister van Veiligheid en Justitie. Wat was er zoal aan het licht gekomen als het debat wel was doorgegaan?
Enige nervositeit maakt zich wel meester van het campagneteam van de VVD. Het is 11 maart 2014 en het actualiteitenprogramma Nieuwsuur heeft brisant nieuws. Staatssecretaris Teeven trof in 2000 een schikking met een drugsbaas en het heeft er alle schijn van dat hij daarbij onreglementair te werk ging, zonder zijn superieuren goed te informeren. Zo’n detail uit zijn arbeidsverleden is dodelijk voor zijn reputatie als de op een na hoogste bewindspersoon op het ministerie van V en J.
Tot ergernis van de Tweede Kamer haalt een gedecideerde minister Opstelten twee dagen na de uitzending al snel de angel uit het debat. Er was niets aan de hand, „mij zijn geen regels bekend die zich destijds tegen een dergelijke ontnemingsschikking verzetten”, houdt hij de Kamer voor. Zo snel geeft de oppositie, aangevuurd door het CDA-Tweede Kamerlid Van Toorenburg, zich echter niet gewonnen. Waar komt die stelligheid zo gauw vandaan?
Opstelten heeft navraag gedaan bij de top van het openbaar ministerie, het college van procureurs-generaal, zo blijkt. Als Teeven inderdaad met hun medeweten handelde, dan moet hun archief toch minstens een dossier van deze zaak bevatten, zo is zijn redenering. Dat blijkt inderdaad het geval.
Met verwijzing naar dit dossier schetst Opstelten het volgende feitenrelaas. Cees H. staat begin jaren negentig terecht wegens grootschalige drugshandel, maar in een ambitieuze poging hem zijn op illegale wijze verkregen fortuin afhandig te maken, heeft justitie zich gigantisch vergaloppeerd. De officier van justitie heeft in 1993 een vordering van 500 miljoen gulden ingediend, maar te weinig onderkend dat zo’n beslaglegging alleen standhoudt als hij kan aantonen dat H. dit bedrag heeft verdiend met de drugshandel. Snel matigt hij zijn vordering. Eerst tot 6 à 7 miljoen gulden en in 2000 gaat justitie ervan uit dat H. nog hooguit voor 2 miljoen gulden te plukken valt.
Omdat succes zelfs bij zo’n lage inzet niet gegarandeerd is, neemt justitie het zekere voor het onzekere. Officier van justitie Teeven, overigens niet degene die de vordering indiende, wordt op pad gestuurd in een ultieme poging H. te bewegen de zaak af te kopen. Na een aantal verkennende besprekingen met H.’s advocaat, Piet Doedens, schetst Teeven het college van procureurs-generaal wat haalbaar is: H. kan leven met een ontnemingsschikking van 750.000 gulden, mits hij na het voldoen daarvan weer vrijuit kan beschikken over zijn Luxemburgse bankrekeningen waarop hij zijn op 2 miljoen gulden geraamd vermogen heeft gestald.
Voor de zekerheid vraagt het college het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) de zaak nog eens grondig langs te lopen. Als ook dat expertisecentrum tot de slotsom komt dat een schikking van 7,5 ton op een illegaal verkregen vermogen van 2 miljoen een acceptabele deal is, gaat de top van het OM overstag. Teeven en zijn directe leidinggevende, huidig VVD-Senator B. J. Swagerman tekenen, nadat H. en Doedens dat al eerder gedaan hebben. Korte tijd later, op 10 september 2001, wordt de schikking geëffectueerd.
„Na het opheffen van het beslag is er dus hooguit 1.250.000 gulden overgemaakt naar Cees H.?”, vraagt Van Toorenburg op 13 maart 2014 aan Opstelten. „Dat wil ik als feit meedelen”, beaamt deze gedecideerd. Niet dus, zo blijkt.
„Dat het college van pg’s vooraf met de schikking heeft ingestemd zegt dus helemaal niets meer, nu hun aanname dat H. hooguit de beschikking over 2 miljoen gulden zou krijgen, niet klopt”, zegt SP-Tweede Kamerlid en justitiewoordvoerder Van Nispen. „Mogelijk hebben Teeven en het BOOM zich beiden misrekend, maar feitelijk gaf het college Teeven in 2000 gewoon een blanco cheque. De vraag hoeveel criminelen er in die tijd nog meer zijn weggekomen met schikkingen die veel te laag zijn geraamd is hierdoor opeens weer volop actueel. Ongelooflijk dat deze ongeregisseerde acties na de parlementaire enquête over de IRT-affaire gewoon zijn blijven voortbestaan.”
Uiterst pijnlijk is ook dat Opstelten zijn staatssecretaris in het kader van een door hem ingesteld vervolgonderzoek in het najaar van 2014 expliciet over de affaire heeft bevraagd, aldus Van Nispen. „Er zijn twee mogelijkheden. Of Teeven heeft Opstelten toen al gewaarschuwd dat de deal in werkelijkheid een zeperd was, maar de minister heeft nagelaten de Kamer daarover te informeren. Of Teeven heeft zich op de vlakte gehouden, maar dat roept de vraag op hoe hecht de vertrouwensrelatie tussen hem en de minister was.”
CU-Tweede Kamerlid Segers liet zich gisteren in soortgelijke bewoordingen uit als Van Nispen. En het kan niet anders of zelfs de VVD moet het beamen: Een confrontatie met zoveel pijnlijke details zou, als het debat was doorgegaan, zelfs voor een door de wol geverfde bestuurder als Opstelten te veel van het goede zijn geweest.