Cultuur & boeken

In jubileumeditie gaat Pietje Bell weer naar de zondagsschool

Pietje Bell, de inmiddels 100-jarige boekenheld, is beroemd en geliefd. Maar ook bekritiseerd en gecensureerd. Sadistische streken waarvan dieren het slachtoffer werden, verdwenen uit de boeken. Net als de zondagsschool. Nu is de originele tekst weer beschikbaar.

Janneke de Jong-Slagman

9 March 2015 10:29Gewijzigd op 15 November 2020 17:15
beeld uit besproken boek
beeld uit besproken boek

Die pukkel van tante Cato! Een draadje erom, daarin een stevige knoop, en na een paar dagen is tante voorgoed van dat ontsierende geval op haar neus verlost. Zo doe je dat met een wrat, afbinden.

Velen zullen dit voorval her­kennen als een idee van Pietje Bell. Zijn goede ideeën pakken regelmatig anders uit dan hij bedoelt. Dat maakt de boeken over de ondeugende zoon van een vrolijke Rotterdamse schoen­maker tot vermakelijk leesvoer.

In 1914 verscheen de eerste druk van ”Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen”. Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag heeft uitgeverij Kluitman een jubileumeditie uitgegeven. Ook het tweede deel, ”Pietje Bells goocheltoeren”, is daarin opgenomen. Kluitman heeft hiervoor de tekst van de eerste druk van beide delen gebruikt. Die blijkt flink af te wijken van de bekende latere uitgaven. Zo gaat het met alle klassieke kinder­boeken: ze overleven dankzij aanpassingen.

1914

Als Chris van Abkoude aan zijn Pietje Bell-serie begint, ergert hij zich aan de belerende toon van veel kinderboeken. Als onder­wijzer weet hij dat je kinderen met dat soort boeken niet aan het lezen krijgt. Hij neemt zelf de pen ter hand en schept het personage Pietje Bell, ongetwijfeld met Dik Trom in zijn achterhoofd.

In het begin van de twintigste eeuw is het kinderperspectief dat Van Abkoude hanteert nog relatief nieuw. Hij schrijft niet zozeer over, maar vooral vanuit het kind. Dat slaat bij de jonge lezers aan.

De schrijver verwerkt veel autobiografische gegevens in zijn boek: zijn vader, een zanglustige kapper, werd Piet Plezier genoemd. Hij lijkt op Pietje Bells vader, schoenmaker Jan Plezier. Rotterdam, de stad waar de schrijver woonde, vormt het decor voor de boeken. Wie Rotterdam een beetje kent, merkt dat het verhaal zich voor de oorlog afspeelt: veel plekken die in de serie voorkomen, zijn niet meer terug te vinden.

Succes en bezwaar

De boeken over Pietje Bell doen het goed. Kinderen lezen ze graag, en de eerste recensies zijn positief. Maar in 1923 wordt Pietje in tijdschrift Het Kind „ploertig” genoemd. Het boek zou „de diep in ons volkskarakter gewortelde straatjongensachtigheid vleien.” Elders ventileert K. Norel dat de verhalen „een sterk sadistisch element bevatten.” Het tijdschrift School met den Bijbel beschouwt ze als gevaarlijke prikkellectuur die een gezonde ontwikkeling in de weg staat. En J. Riemens-Reurslag, hoofdredactrice van maandblad Het Kind, vindt kort na de Tweede Wereldoorlog dat Pietje Bell „een genieperd” is. Ongeschikte lectuur dus.

De uitgever brengt daartegen in dat je Pietje Bell moet zien als „een uiting van levensdrang der jeugd” en vindt dat het tenslotte een tijd is waarin voor de jeugd nog weinig gedaan wordt.

De pedagogische bezwaren groeien. Dat leidt in de loop van de jaren langzamerhand tot aanpassingen in de tekst. In de jaren zeventig, als verschillende bibliotheken de Pietje Bell-boeken weren, wordt de tekst flink onder handen genomen. Telt deel 1 in de eerste druk 232 pagina’s, de 58e druk heeft er nog maar 174.

Het Bureau Boek en Jeugd, dat in die jaren zogenaamde kernboekbesprekingen hield, zorgt voor de tekstuele wijzigingen. Van deze club maken ook pedagogen deel uit. Zij hebben vooral problemen met Pietjes sadistische streken: als Pietje zijn hond Spits aan de trein bindt omdat hij niet mee naar binnen mag, blijft er een lege halsband over. Daarna geen woord meer over Spits. Passages als deze sneuvelen, andere anekdotes worden afgezwakt.

Oneerbiedige jongen

Opvallend is dat Bureau Boek en Jeugd, bepaald niet neutraal, ook elementen heeft verwijderd om andere dan pedagogische redenen. In de originele tekst gaat Pietje Bell namelijk naar de zondagsschool. Kerstfeest viert hij in de kerk, en zijn streken stoppen niet bij de kerkdeur. Hij weet de stilte tussen twee punten van het kerstprogramma op te vullen met grammofoonmuziek. Waar komt die muziek vandaan? Waar staat de grammofoon? Alleen Pietje weet het.

Maar veel van die verwijzingen naar kerk en geloof heeft het Bureau Boek en Jeugd resoluut geschrapt. Dat concludeert Francien Braaksma, die in een artikel in het tijdschrift Leesgoed de eerste druk met de 58e vergelijkt. Niet alleen de zondagsschool en de kerk zijn verdwenen, ook de scène waarin Pietje een kop thee omstoot waardoor het Nieuwe Testament nat wordt. De rapen zijn gaar: moeder noemt hem „een dóór-en-dóór slechte goddeloze en oneerbiedige jongen.” Braaksma constateert dat alleen het kerstfeest mocht blijven, maar dat verhaal wordt van negen pagina’s ingekort tot vier.

Met de jubileumuitgave is de originele tekst dus weer beschikbaar, evenals alle illustraties van Jan Rinke. Ook daarvan sneuvelde in de loop van de tijd een aantal. Er is één in het oog lopend verschil met de eerste druk: de editie van 2014 bevat voetnoten. Veel begrippen kent de lezer van nu niet meer. Zondagsschool valt in die categorie, naast enkele tientallen andere woorden (zie kaders).

De verhalen over Pietje Bell weerspiegelen het tijdsbeeld van 1914 met de hondenkar, de kolenkit, een telegram. Maar eveneens laten zij iets zien van de vanzelfsprekende aanwezigheid van kerk en Bijbel, óók in een humoristische avonturen- of schelmen­roman voor kinderen.


Boekgegevens

100 jaar Pietje Bell, Chris van Abkoude;
uitg. Kluitman, Alkmaar, 2014; ISBN 978 90 2062 180 8; 300 blz; € 17,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer