Lucia vroeg haar vader vergeving voor onterechte beschuldiging incest
„Mijn vader heeft me misbruikt.” Die beschuldiging van Lucia zet het leven van vader Krijn op zijn kop. Enkele jaren later trekt de dochter haar aanklacht in. „Mijn vader had niets misdaan, het was me aangepraat door een hulpverlener.”
Op een zonnige ochtend zit Lucia –dertiger, getrouwd en moeder van een zoontje– in het ouderlijk huis samen met haar vader aan de koffie. Een wonder, zeggen beiden, terugblikkend op de jaren van verwijdering.
Nooit zal Krijn de dag vergeten dat hij ineens niet meer werd toegelaten op de ggz-afdeling waar zijn dochter was opgenomen. „Toen ik onverwachts wat kleren kwam brengen, ontstond er paniek. Ik mocht niet verder. Kort daarna hadden mijn vrouw en ik een gesprek met een psycholoog waarin naar voren werd gebracht dat ik Lucia misbruikt zou hebben. We waren perplex, maar de psycholoog zei: Zij zegt het.”
Aan de beschuldiging van incest gaat een lang traject vooraf. Lucia: „Op 15-jarige leeftijd ben ik misbruikt door een asielzoeker die regelmatig bij ons thuis kwam. Hij had meerdere keren seksueel contact met mij. Ik wist er geen raad mee, maar mocht er van hem niet over praten.”
Krijn: „In die periode zagen we je veranderen van een vrolijke meid in een stil schimmetje. Je zat veel op je kamer en ging je eigen gang. In het begin dachten we: Het is de puberteit. Maar op den duur kregen we ook signalen van school dat het niet goed met je ging.”
Lucia: „Ik was in mezelf gekeerd en voelde me schuldig over het seksueel contact met de asielzoeker. Uiteindelijk heb ik een decaan verteld wat er aan de hand was. Hij heeft mijn ouders gebeld, die meteen naar school kwamen.”
Jeugd-ggz
Het gezin verbreekt de banden met de asielzoeker, die een overplaatsing naar een ander azc krijgt opgelegd. Vanwege haar psychische toestand gaat Lucia in behandeling bij de christelijke ggz-instelling Eleos. „Gesprekken bleken niet genoeg te helpen en ik werd –net zestien jaar– opgenomen in een instelling voor jeugd-ggz.”
Lucia komt op een gesloten afdeling en krijgt antidepressiva. „Ik was psychisch een wrak. Na een paar dagen ging ik naar een observatieplek, daarna naar een behandelafdeling. In de therapieën werd er nauwelijks ingegaan op het seksueel misbruik dat ik had meegemaakt.”
Lucia’s ouders ervaren het contact met de hulpverleners van hun dochter als moeizaam. Krijn: „Vanaf het begin hadden we het idee dat we als reformatorisch gezin met argwaan werden bekeken. We kregen geen enkele steun van de hulpverlening. Als we in de kliniek kwamen, was Lucia zelf heel gesloten. Na afloop van een bezoek gingen we bezorgd naar huis.”
Lucia herkent de houding in de kliniek ten opzichte van het geloof. „Er werd negatief over gesproken en als onze dominee in zijn zwarte pak op bezoek kwam, werd erom gelachen. Van één hulpverlener wist ik dat hij christen was. Hij heeft een keer met mij gebeden, maar is daarvoor later op het matje geroepen.”
Ondanks gesprekken met psychologen en psychiaters gaat het met Lucia „van kwaad tot erger. Ik vond dat er niet echt naar me werd geluisterd. Dat leidde bij mij soms tot agressief gedrag, als uiting van onmacht. Daardoor kwam ik regelmatig in de separeercel terecht. Ik ging mezelf ook snijden en krassen. Iedereen op de afdeling deed dat. Soms was ik suïcidaal.”
Explosie
In twee jaar tijd boekt Lucia weinig vooruitgang. Met haar achttiende verjaardag in zicht komt ontslag uit de kliniek aan de orde, omdat ze als volwassene niet langer onder de jeugd-ggz valt.
„In de laatste periode zei een groepsleider: „Wordt het niet eens tijd dat je gaat vertellen wat er echt aan de hand is?” Daarna zei hij letterlijk: „Het is je vader, he?” Het was alsof er op dat moment een explosie plaatsvond in mijn hoofd. Toen ik ontkende dat ik door mijn vader was misbruikt, zei hij: „Je kunt het ook verdringen.””
Lucia raakt in een shock. „De groepsleider zag in mijn reactie een bevestiging dat hij gelijk had. Later kwam hij bij me en zei: „Het is wat, hè? Lucht het op dat het eruit is?” Er werd alleen over gesproken op een manier dat het misbruik vaststond en uiteindelijk ging ik er zelf in geloven. Mijn situatie lag in de handen van de hulpverleners. Ik dacht: Als zij het zeggen, zal het wel zo zijn.”
Intussen staat het leven van Krijn op z’n kop. „Mijn vrouw geloofde niet dat ik Lucia misbruikt zou hebben, maar werd door de hulpverlening –tijdens gesprekken waar ik niet bij mocht zijn– geprest om te zeggen dat ik loog. Dat heeft ze niet gedaan. We hebben in die tijd samen veel gebeden. Mijn vrouw heeft weleens gedacht: Zou het tóch niet waar zijn? Maar ze is me altijd blijven steunen.”
Predikant
In Krijns omgeving gelooft bijna niemand dat de beschuldiging van Lucia klopt. „Ik heb een aantal mensen in vertrouwen genomen. Onze kerkenraad wist er niet goed raad mee, maar we hebben in die tijd veel steun gehad van een andere predikant die we kenden. Op het werk nam een collega een aantal taken van me over om me te ontlasten. Ik was een gebroken man.”
Via een landelijke werkgroep komt Krijn in aanraking met andere ouders die zeggen ten onrechte als daders van misbruik te worden beschouwd. „Daar hoorden we van diverse therapieën die destijds in de ggz werden gebruikt en die leidden tot beschuldigingen van incest. In 80 procent van die gevallen kwam het nooit meer goed tussen de familieleden die het betrof, vaak vader en dochter.”
Krijn neemt contact op met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Die adviseert hem eerst zelf met de ggz-instelling in gesprek te gaan. „Het dossier van Lucia mochten we als ouders niet inzien. Een ontmoeting met de directeur en een hulpverlener met wie we nooit te maken hadden gehad, verliep onbevredigend. Ik ben heel boos geweest op de kliniek, maar ik heb het losgelaten, ook omdat ik genoeg had aan mezelf.”
Verjaardag
Na het beschuldigen van haar vader krijgt Lucia psychisch een flinke terugval. Uiteindelijk moet ze de instelling toch verlaten en verhuist ze naar een adres voor begeleid wonen. „Ik hield contact met diverse hulpverleners. Toen mijn psychiater de dosering van mijn medicijnen wilde verhogen, zei ik: Dat doe ik niet, ik ben niet gek. Van het ene op het andere moment stopte ik uit mezelf met de antidepressiva. Dat heeft me goedgedaan. Het was alsof ik weer met beide benen op de grond stond en helderder was.”
Na verloop van tijd besluit ze haar ouders, die ze meer dan een jaar niet heeft gesproken, uit te nodigen. Krijn: „Ik weet nog goed dat je belde en ons vroeg op je verjaardag een kop koffie te komen drinken. Toen we er waren, zei je maatschappelijk werkster tegen ons: „Het komt goed met jullie dochter.” Dat zal ik nooit vergeten. We hebben ons tijdens dat bezoek voorzichtig opgesteld, maar lieten blijken dat onze deur voor je openstond.”
Lucia is ervan overtuigd dat ze haar vader ten onrechte heeft beschuldigd van misbruik. „Er zijn momenten geweest dat ik dacht dat het echt gebeurd was, maar toch heb ik diep in m’n hart altijd geweten dat het niet klopte. Langzaam ben ik toegegroeid naar het moment waarop ik durfde zeggen: Het is niet waar. Ik vond het moeilijk om dat toe te geven, maar wilde het toch doen. Dat heeft God gegeven, besef ik achteraf.”
Brief
In die periode heeft Lucia een vriend met wie ze geregeld uitgaat. „Op een avond zat hij in het café te kaarten en ik zat alleen aan de bar. Ik pakte een papier en begon een brief te schrijven aan mijn vader. Thuis ging ik verder. Het werd een lang verhaal waarin ik schreef hoe ik tot mijn beschuldiging was gekomen, maar dat die onjuist was. Ook vroeg ik hem om vergeving.”
Krijn: „Mijn vrouw en ik konden die brief niet met droge ogen lezen. We zagen het als een wonder van God, temeer omdat we beseften dat er in 80 procent van de situaties geen herstel komt. Ik heb Lucia gebeld om te zeggen dat we de brief hadden ontvangen, er heel blij mee waren en dat ik er later verder op zou reageren.”
Na enkele brieven over en weer komt het tot een emotionele ontmoeting waarin Krijn zijn dochter vergeeft. „Het is een wonder dat het tussen ons weer goed is gekomen”, zegt Lucia. Ze besluit in dezelfde plaats als haar ouders te gaan wonen. Krijn: „In de periode daarna hebben we het contact ingehaald dat er lange tijd niet was geweest. Dat is echt van boven gekomen.”
Lucia, emotioneel: „Ik was indertijd op een rare manier van het ene op het andere moment uit huis gegaan. Toen het contact met mijn ouders hersteld was, waardeerde ik het des te meer. We hebben nu een heel goede band.”
Litteken
Nadat het geloof lange tijd een marginale rol speelde in haar leven, is Lucia weer betrokken geraakt bij de kerk en heeft ze belijdenis gedaan. „Achteraf besef ik: ik had God losgelaten, maar Hij heeft mij nooit losgelaten. Ik heb het als een Godsgeschenk ervaren dat ik de man ben tegengekomen met wie ik ben getrouwd. Hij gaat voorzichtig en met respect om met mijn verleden. Het gaat nu goed met me. Mijn wonden zijn geheeld, alleen het litteken blijft.”
Dankbaar toont ze zich voor het aanhoudende gebed van haar ouders, de jaren door. Ontroerd: „In de jaren dat ik niet meer bad, deden mijn ouders dat wel voor mij. Dat is heel belangrijk geweest. God heeft hun gebed verhoord.”
Lucia en Krijn heten in werkelijkheid anders. Dit is het eerste deel van een tweeluik over onterechte beschuldigingen van seksueel misbruik.
Ex-hulpverlener: We liepen met oogkleppen op
Bijna elf jaar werkte Gerrit Lolkema als verpleegkundige en groepsleider in een instelling voor jeugd-ggz. In die periode was Lucia (zie hoofdverhaal) een van de patiënten die daar waren opgenomen. Terugblikkend zegt Lolkema, nu voorganger van de Christengemeente in Buitenpost, dat de hulpverlening indertijd heeft gefaald rond de incestbeschuldiging van Lucia.
„Vanaf de intake waren er signalen dat Lucia –een meisjes met angsten en depressieve klachten– slachtoffer was van seksueel misbruik”, zegt Lolkema. Waarom er weinig aandacht werd besteed aan haar verhaal over ontucht door iemand buiten het gezin, vindt hij lastig te verklaren. „Binnen het team werd al snel gedacht: Ze komt uit een strenggelovig gezin, daar zal wel iets aan de hand zijn. Aan de buitenkant ziet het er mooi uit, maar vanbinnen is het vast verrot. We hadden dat meer dan eens meegemaakt.”
Toen een hulpverlener meldde dat Lucia zei door haar vader te zijn misbruikt, rees daarover bij collega’s geen enkele twijfel. „Iedereen dacht: Onze vermoedens zijn waarheid gebleken. Achteraf realiseer ik me dat we vanaf het begin erg gemakkelijk zijn uitgegaan van allerlei aannames. Al snel zaten we op een bepaald spoor, waardoor we niet meer objectief naar de situatie keken. We liepen met oogkleppen op, hadden een tunnelvisie. Dat werd waarschijnlijk versterkt doordat sommige hulpverleners een duidelijke aversie hadden tegen het christelijk geloof.”
Vele jaren later vernam Lolkema –toentertijd niet meer werkzaam in de ggz– dat Lucia haar beschuldiging had herroepen. „Ik had haar ooit een briefje gegeven met een Bijbeltekst en een bemoediging erop. Dat zat nog in haar Bijbeltje. Op een dag vond ze dat weer en belde me op. Tijdens een latere ontmoeting vertelde ze dat ze haar beschuldiging onder druk had geuit. Ik vind het heel bijzonder hoe Lucia met haar ouders is herenigd.”
Als oud-verpleegkundige voelde Lolkema, die het nog een keer meemaakte dat een patiënt een beschuldiging van misbruik herriep, zich medeverantwoordelijk voor de gang van zaken. „In een gesprek met Lucia en haar ouders heb ik gezegd: Er is indertijd iets heel erg verkeerd gegaan en ik was daarvoor medeverantwoordelijk. Daarvoor heb ik vergeving gevraagd. Samen hebben we alles onder tranen bij de Heere God gebracht. Een onvergetelijk moment.”
Seksueel (niet) misbruikt
Het komt in allerlei vormen voor: meisjes en vrouwen –soms ook jongens en mannen– die seksueel worden misbruikt. Onderzoek van de Rutgers Nisso Groep in 2012 wees uit dat 11 procent van de mannen en 31 procent van de vrouwen tussen de 15 en de 25 jaar ooit te maken heeft gehad met fysieke seksuele grensoverschrijding. In de leeftijdsgroep tussen de 25 en de 71 jaar is dit respectievelijk 13 en 42 procent. Meer dan eens raken de slachtoffers psychisch in de knel of getraumatiseerd. Sommigen worden er voor het leven door getekend.
In een onbekend aantal gevallen is er sprake van een beschuldiging van seksueel misbruik die niet te bewijzen valt en volgens de vermeende dader –en soms ook anderen uit zijn omgeving– pertinent onjuist is. De impact van een onterechte beschuldiging is groot. Op deze pagina –het begin van een tweeluik– staat het verhaal centraal van een dochter die haar vader beschuldigde van incest, maar later toegaf dat dit niet klopte. In deel 2, woensdag, komt onder anderen een gz-psycholoog aan het woord.