Ook een prins moet de koninklijke weg bewandelen
Zijne Koninklijke Hoogheid Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter Prins der Nederlanden, Prins van Lippe-Biesterfeld heeft van zich laten horen en weet met een open brief heel Nederland in beweging te krijgen. Zijn eergevoel drijft hem tot een aanval om de in zijn ogen „vele, vaak gemene en ongefundeerde aantijgingen in publicaties en in de media” te ontzenuwen.
In een open brief in de Volkskrant van zaterdag hekelt de 92-jarige prins vooral insinuaties over twee buitenechtelijke zonen in Londen, zijn oorlogsverleden en beschuldigingen aan het adres van zijn moeder. Een unieke en sterk persoonlijk getinte actie, eentje die nog niet eerder in het huis van Oranje-Nassau werd opgetekend.
Bernhard heeft oud-directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) Van der Voet een onderzoek laten doen naar de verhalen die over de prins de ronde doen. De prins heeft er verstandig aan gedaan iemand ten minste een onderzoek te laten doen en niet lukraak in de pen te klimmen. Het is begrijpelijk dat hij voor die klus een vertrouweling zocht en dat was de persoon van Van der Voet. Maar het onderzoek was nog geloofwaardiger geweest als de prins het had laten doen door een zuiver onafhankelijke instantie.
De brief moet worden gezien als een testament van een hoogbejaard mens die weet dat hij aan het einde van zijn leven is gekomen. Voordat hij sterft, wil hij na jaren van zwijgen zijn hart luchten en een aantal dingen rechtzetten. Dat betreffen dan met name zaken waarbij de prins zich jarenlang onheus bejegend voelde en waartegen hij zich niet kon verdedigen: verhalen over een losbandig leven van de moeder van Bernhard, prinses Armgard, de twee zonen die Bernhard in Londen zou hebben, de brief die de prins zou hebben geschreven aan Hitler over het landvoogdijschap over Nederland en de beschuldiging dat Bernhard de Slag bij Arnhem zou hebben verraden.
De brief komt op een moment dat het 25 jaar geleden is dat een lid van het Koninklijk Huis zich in het openbaar tegen een deel van de publiciteitsmedia keerde. Net als prins Claus destijds beseft ook prins Bernhard dat een rechtszaak onbegonnen werk is. Temeer voor hem omdat hij het misschien niet meer meemaakt als het tot een uitspraak komt. Hij heeft zijn plicht gedaan en van zijn hart geen moordkuil gemaakt.
De door hem bij name genoemde auteurs moeten nu met bewijzen komen: J. G. Kikkert, Philip Dröge, Hans Galesloot en Tomas Ross. Opvallend is dat prins Bernhard in zijn brief niet ingaat op alle schimmigheden jegens zijn persoon. Zo rept hij amper over de onechtelijke dochter over wie al jaren hardnekkige geruchten de ronde doen en die in Parijs zou wonen. „Ik heb kennis genomen van alle publicaties over haar, maar juist in deze zaak verkeer ik niet in de positie om hierover iets te zeggen. En daarmee basta”, verklaart de prins daarover in de Volkskrant. Daarmee blijkt dat de prins vooral de zaken die hijzelf naar het land der fabelen verwijst, met wortel en tak wil uitroeien. Voor andere kwesties verwijst hij naar rapporten. Of hij doet er het zwijgen toe.
De prins en met hem vele anderen realiseren zich heel goed dat er met de open brief geen einde komt aan jarenlange speculaties. Het resultaat is eerder dat het zoeken naar het juiste beeld van Bernhard doorgaat. De prins interesseert dat „eerlijk gezegd geen bal.”
De open brief die de prins voor zijn geweten moest schrijven, heeft alles te maken met ontwikkelingen in een maatschappij waarin alles kan en mag en waar laster een genormaliseerd kwaad lijkt te zijn geworden. Controle over de tong, om met de apostel Jakobus te spreken, is ver zoek. Als iemand in staat is zijn tong in bedwang te houden, bewijst hij daarmee dat hij zichzelf in alle opzichten goed in de hand heeft, stelt Jakobus terecht. De waarheid mag geen geweld worden aangedaan en dat geldt zowel degenen die over de prins hun fiolen van onzin plegen uit te gieten als de Koninklijke Hoogheid zelf.
Als de prins dan open wil zijn, dan graag via de koninklijke weg en zo volledig en eerlijk mogelijk, ook over de geruchten die misschien wel op waarheid berusten. Zolang dat niet gebeurt, kan de tong nog altijd in staat zijn om het leven in brand te zetten, met als gevolg vergiftiging, verwoesting en ellende.