Literair vertalen: mooi ambacht, edele kunst
Het vertalen van literaire werken uit andere talen in het Nederlands vergt veel tijd en toewijding. Vertalen is bepaald geen sinecure. De maatschappelijke waardering staat jammer genoeg niet in verhouding tot de inzet en de vele vaardigheden die van een vertaler mogen worden verwacht.
Op de vertaler wordt weliswaar niet neergekeken, maar de lezer van vertalingen beschouwt hem of haar toch eerder als knechtje van de schrijver van het origineel dan als schepper van een nieuwe tekst. Hoog tijd dus om een lans te breken voor de noeste vertegenwoordigers van dit nobele gilde.
De Nijmeegse hoogleraar Spaanse letterkunde Maarten Steenmeijer neemt deze taak ter hand in zijn boek ”Schrijven als een ander. Over het vertalen van literatuur”. De auteur wisselt hoofdstukken over het literaire vertalen in het algemeen af met hoofdstukken waarin hij op specifieke voorbeelden uit de praktijk van het vertalen ingaat die vooral uit Spaanstalige literaturen afkomstig zijn.
Omdat de schrijver zelf veel werken uit het Spaans in het Nederlands heeft vertaald, onder meer van Jorge Luis Borges, Javier Marias en Clarín, is hij bij uitstek geschikt om hardop over het vertalen als ambacht en kunst na te denken. ”Schrijven als een ander” is een voortreffelijk boek, met heldere redeneringen, veel voorbeelden, gedragen door plezier in het onderwerp en verrijkt met subtiele humor.
De heersende opvatting over literaire vertalingen luidt dat een vertaling het equivalent van het oorspronkelijke werk moet zijn of althans naar die status moet streven. Steenmeijers voorbeelden laten zien hoe problematisch deze opvatting is.
De problemen beginnen al bij de titel. Carmen Laforets roman uit 1944 heeft als titel ”Nada”. Letterlijk vertaald zou de titel in het Nederlands ”Niets” moeten luiden. Dat is geen fraaie, aantrekkelijke titel. Maar wanneer de vertaler ”Nada” als titel overneemt, denkt vrijwel iedere Nederlandstalige dat het om een Spaanse meisjesnaam gaat. Hoe los je een dergelijk probleem op?
De hoofdstelling van Steenmeijers boek is dat de vertaler volstrekt geen slaafse volger van het originele werk is. De vertaler kan niet anders zijn dan een schepper van een nieuwe tekst die geïnspireerd is door een reeds bestaande literaire tekst.
In de woorden van Steenmeijer: „Dat de eigen taal en stijl van de vertaler onvermijdelijk een rol spelen in zijn vertalingen onderstreept nog eens hoe belangrijk het is dat een vertaler zich bewust is van zijn beperkingen en van zijn bewegingsvrijheid. Hij is in tweeërlei opzicht gebonden aan de oorspronkelijke tekst –de taal waarin deze is geschreven en de particuliere stijl van de schrijver– terwijl hij daarnaast niet alleen vastzit aan de taal waarin hij vertaalt maar ook aan zijn eigen stijl. (…) De vertaler schrijft als een ander, maar ook als zichzelf.” Soms is een vertaling als gevolg van de noodzakelijke inbreng van de vertaler zelfs beter dan het origineel.
Steenmeijer gebruikt het woord ”stijl” in de zin van een plek waar alle ervaringen en eigenschappen van de vertaler samenkomen om met oog op de taal van het origineel (de brontaal) een keuze te doen uit de taalmogelijkheden van de doeltaal. Van willekeur is hierbij geen sprake. Het is Steenmeijer duidelijk dat elke vertaler de wereld die aan het origineel ten grondslag ligt, grondig moet kennen. Wie bijvoorbeeld een werk van García Márquez vertaalt dat in Colombia speelt, zal met dat land vertrouwd moeten zijn om aan een vertaling te mogen beginnen.
Aan inkijkjes in belangrijke studies over het vertalen ontbreekt het in ”Schrijven als een ander” geenszins. Het boek vat heel wat kennis over uiteenlopende vertaaltheorieën van Maarten Luther tot George Steiner en Lawrence Venuti samen. Deze kennis is naadloos opgenomen in de vragen die de auteur stelt over het wezen van het vertalen.
Na het degelijke werk poneert Steenmeijer in een van de laatste hoofdstukken van dit boek zijn visie op de samenhang van muziek en literatuur. Dat wil zeggen op het verband van de esthetisch geslaagde literaire tekst met het effect van muziek op de mens. Over het begrip ”ritme” als oorsprong van de fysieke ervaring van literatuur is ongetwijfeld het laatste woord nog niet gezegd.
Maarten Steenmeijer is absoluut geen bangerik die zich achter de veilige theorie verschuilt. Voortbordurend op de gedachte dat esthetisch geordende taal in de gestalte van literatuur een ritmisch-lichamelijke uitwerking op de mens geeft, gaat Steenmeijer zelfs de strijd met een centraal dogma uit de literatuurwetenschap aan: „Het veelgehoorde argument dat literatuur zo belangrijk is omdat ze ontregelt, moet daarom bijgesteld worden. We waarderen literaire teksten niet in de eerste plaats omdat ze ons verontrusten, maar omdat ze ons betoveren.” Dit zal menigeen terecht als muziek in de oren klinken.
Na Arthur Langevelds boek ”Vertalen wat er staat” uit 1986 is ”Schrijven als een ander” het belangrijkste boek over vertalen dat ooit in Nederland uitkwam.
Boekgegevens
Schrijven als een ander. Over het vertalen van literatuur, Maarten Steenmeijer; uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 284 2617 7; 176 blz.; € 15,95.