Fonteinen
Johannes 4:14c
„Een fontein, springende tot in het eeuwige leven.”
Voor iemand die verscheidene goede bronnen in zijn tuin heeft, is het even gemakkelijk als aangenaam neer te zitten, water te putten en te drinken (Johannes 4:14). Gelovige zielen! Er zijn bronnen van levend water, niet alleen nabij u, maar in u. Waarom zit u dan met Hagar te treuren en te wenen, terwijl u behoort toe te tasten en te drinken, niet alleen uit de fonteinen boven u, maar ook uit de bronnen binnen u? Iemand die fruit in zijn tuin heeft, mag zowel zijn oog verlustigen als zijn geest verkwikken door ervan te eten (Galaten 5:22-23).
Zeker, wij mogen de vruchten van de Geest in ons, als de eerstelingen van het eeuwige leven, zowel zien als smaken. Ik denk dat alleen verdwaasde zielen zullen zeggen dat genade die verboden vrucht is, die God niet wil dat wij zullen zien of proeven. Wij behoren niet te denken aan Christus in de hemel, terwijl wij niet denken aan „Christus onder ons, de hoop der heerlijkheid” (Kolossenzen 1:27). Christus wilde niet hebben dat de bruid zó aan haar eigen zwartheid dacht, dat zij vergat dat zij inwendig lieflijk en heerlijk was.
Thomas Brooks,
predikant te Londen
(”De hemel op aarde”, 1657)