Syrië zet VN-hulpverleners land uit
NEW YORK. De Syrische regering heeft gisteren twee hulpverleners van de Verenigde Naties het land uitgezet, omdat ze contact hadden met gewapende oppositiegroepen. Dat heeft Valerie Amos, chef humanitaire zaken van de VN, gezegd.
De beslissing kan grote gevolgen hebben voor de pogingen om een bestand van zes weken te sluiten voor Aleppo, de grootste stad van het land.
Volgens Amos zijn de uitzettingen „een zorgwekkend precedent voor alle hulpverleners in Syrië.” Hulpverleners die contact hebben met oppositiegroepen om zo de levering van hulp te regelen, „lopen het risico tot persona non grata te worden verklaard.”
De VN en andere hulporganisaties hebben grote moeite om hulp te leveren aan de miljoenen hulpbehoevenden in Syrië. De Syrische regering wordt er herhaaldelijk van beschuldigd de hulpverlening te frustreren. Ook de opkomst van de extremistische organisatie Islamitische Staat (IS) en de grote hoeveelheid gewapende groepen maken het moeilijk om de Syrische bevolking te helpen.
Amos maakt zich grote zorgen dat pogingen om een bestand te sluiten in Aleppo in gevaar komen door de uitzetting van hulpverleners. „Hoewel de regering van Syrië in het openbaar steun geeft aan het plan voor een bestand, maakt ze het tegelijkertijd moeilijk om het plan ten uitvoer te leggen”, aldus Amos. „De regering heeft een belangrijk lid van de humanitaire staf het land uitgezet die contacten had bij een groot aantal gewapende oppositiegroepen in Aleppo en die naar verwachting een belangrijke rol zou spelen in het geval dat er een bestand tot stand zou komen.”
Gisteren werd ook in een zitting van de VN-Veiligheidsraad gesproken over de moeilijkheden om voedselhulp bij de Syrische vluchtelingen te krijgen. Van de 212.000 mensen die hulp nodig hebben, zijn er in januari maar 304 bereikt, zo werd gesteld. „Burgers worden nog altijd gedood, infrastructuur wordt vernietigd en toegang wordt verboden. Inwoners lijden daardoor onnodig.”
Zie ook pag. 15.