Populariteit van paus is relatief
De kritiek van Antoine Bodar op paus Franciscus heeft twee gezichten, betoogt Mark de Vries. Ook de selectieve luisteraar krijgt ervan langs.
Er is veel te doen over het essay dat priester Antoine Bodar schreef en dat op 21 februari in Trouw verscheen. Persoonlijk las ik het pas nadat ik de nodige kritiek erop had gelezen, en dus verwachtte ik een schotschrift waarin paus Franciscus tot op de grond toe werd afgebrand. Dat is het niet. Het is een kritisch stuk, zeker, en Bodar gaat hier en daar inderdaad te ver. Maar toch is het goed om wat hij schrijft objectief te lezen, want de schrijver heeft wel degelijk een aantal belangrijke dingen te zeggen.
Interessant vind ik de vergelijking tussen Franciscus en zijn voorganger, Benedictus XVI. „Het koor van de vooral niet-wetende juichers van nu omarmen Jorge Bergoglio op gelijke wijze als zij voorheen Joseph Ratzinger hebben verafschuwd”, schrijft Bodar. Dat is iets waar ik het mee eens ben. Franciscus is populair, maar alleen op die vlakken waar men het met hem eens kan zijn: zorg voor de armen, persoonlijke verantwoordelijkheid als het om het krijgen van kinderen gaat, de omgang met mensen die hun best doen, maar er niet in slagen te voldoen aan het beeld dat de kerk ons voorhoudt. Franciscus spreekt verder ongekend veel over zonde en de duivel, is faliekant tegen abortus en euthanasie en beschouwt het huwelijk als exclusief voorbehouden aan man en vrouw. Maar die statements worden niet overgenomen, noch toegejuicht. De populariteit van de paus is dus relatief, en Bodar heeft dat door.
Bodar heeft ook gelijk als hij schrijft dat geen enkele paus op zichzelf staat. Veel van wat Franciscus doet, en waarvoor hij terecht wordt toegejuicht, werd al door Benedictus XVI in gang gezet. Het tweede deel van Bodars essay is duidelijk geen kritiek op de paus, maar op selectieve luisteraars. En die zijn er zowel binnen als buiten de Rooms-Katholieke Kerk.
Ongelijk
Waar Bodar naar mijn mening de fout ingaat, is in zijn beschrijving van de persoonlijkheid van de paus, zijn stijl van regeren en omgaan met naaste medewerkers. Het vergt wel een heel nauwe nabijheid tot de paus, wil je iets kunnen zeggen over zijn gedrag binnenskamers. We moeten niet vergeten dat wij buitenstaanders zijn in dit soort dingen. Het zogenaamde ontslag van kardinaal Raymond Burke, die zijn functie als hoofd van de hoogste Vaticaanse rechtbank verloor en nu geestelijk hoofd van de Orde van Malta is, is hier een voorbeeld van. We kunnen die functiewisseling op allerlei manieren interpreteren, maar de enigen die hier met zekerheid iets over kunnen zeggen, zijn de direct betrokkenen.
Dat paus Franciscus dus mensen die hem niet aanstaan zou ontslaan, is niet vol te houden – mede omdat hij andere vermeende ‘conservatieven’ in de Romeinse Curie, het bestuursapparaat van de Rooms-Katholieke Kerk, heeft bevestigd, zoals een kardinaal Müller van de Congregatie voor de Geloofsleer. Of, zoals de Guinese kardinaal Sarah van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, een nieuwe belangrijke functie heeft gegeven.
Het tweede punt waar Bodar het bij het verkeerde eind heeft, is zijn mening over het verlangen van paus Franciscus naar een arme kerk. Een arme kerk, zegt Bodar, zal niet in staat zijn voor de armen te zorgen. En dat is waar, maar we zien geen enkel teken dat Franciscus op die manier een arme kerk wenst. Financiële middelen zijn nodig, en de paus erkent dat. Maar het officiële handelen van de Rooms-Katholieke Kerk, waarvoor die middelen onmisbaar zijn, is iets anders dan het persoonlijke leven of de voorkeuren van de dienaren van die kerk.
Onder dat laatste valt bijvoorbeeld de keuze van Franciscus om in het Casa Santa Martha te blijven wonen (hoewel dat zeker geen armoedig optrekje is) en zich niet onnodig duur te laten vervoeren. Dat is een voorbeeld dat hij graag nagevolgd ziet worden. Maar Franciscus zal de kunstschatten van de Vaticaanse Musea, om maar iets te noemen, niet te koop zetten.
Openhartig spreken
Wat mij opvalt aan de kritiek op Bodar is dat velen zich schuldig maken aan waar zij hem van beschuldigen: persoonlijke aanvallen, ongefundeerde conclusies trekken en op de man spelen. Zo lees ik: „Bodar verlangt terug naar het rijke roomsche leven”, „hij is gewoon gefrustreerd”, of: „hij denkt het zelf beter te kunnen.” Dat is feitelijk niet anders dan roepen dat paus Franciscus willekeurig tegenstanders ontslaat en een dictator is. En trouwens, wat dat laatste betreft, een paus is misschien geen dictator, maar zeker ook geen verkozen president. De Rooms-Katholieke Kerk is (gelukkig) geen democratie.
Rest de vraag of we als rooms-katholieken eigenlijk wel kritiek mogen hebben op de paus. Het antwoord daarop wordt duidelijk als we naar Franciscus zelf kijken. Bij de opening van de bisschoppensynode over het gezin, afgelopen herfst, vroeg hij de aanwezigen openhartig en vrij te spreken. Dat is de basis voor gezonde en eerlijke discussie. Daarbij horen tegenstrijdige meningen en benaderingen.
Er is niets wat het tegenspreken van de paus in de weg staat, en dat is maar goed ook. Een paus is nog altijd een mens en de geschiedenis leert ons dat er meer dan een paar pausen zijn geweest die meer fout dan goed deden. Niet alles wat een paus zegt, hoeft voor waar of juist te worden aangenomen, behalve die enkele keer dat hij gebruikmaakt van de pauselijke onfeilbaarheid. En aangezien dat nog maar één keer gebeurd is, zou ik daar niet direct op gaan zitten wachten. Kritiek mag dus best, maar die moet wel gefundeerd en trouw aan de waarheid zijn. Daar ontbreekt het naar mijn mening wel aan, in zowel het essay van Bodar als in de reacties van zijn critici.
De auteur schrijft voor het rooms-katholieke weblog broodjepaap.nl.