Benut maatschappelijke kracht van ouderen
De verwachtingen van de derde levensfase zijn verouderd, stelt Gerard J. Hazenkamp. De maatschappelijke capaciteit van ouderen kan passend worden ingezet.
De standaardlevensloop wordt ingedeeld in achtereenvolgens leren, werken en zorgen/vrije tijd. De eerste twee levensfasen kennen een dominante maatschappelijke functie. Bij de tweede levensfase is dat betaalde arbeid tot aan het pensioen. Van oudsher kenmerkt de derde levensfase zich door het vervallen van die verplichting en door vrije tijd die zelf mag worden ingevuld. De sociale en soms ook educatieve functie van de derde levensfase is ontzettend belangrijk. Ouderen dragen bij aan de instandhouding van de samenleving. Dat was in 1950 niet heel veel anders dan nu.
Maar ondertussen stijgt wel de gemiddelde levensverwachting. Voor een 65-jarige man is die verwachting nog achttien jaar, voor een vrouwelijke leeftijdsgenoot nog ruim twintig jaar. Het gemiddeld aantal levensjaren na de pensioenleeftijd is dus hoger geworden – en wordt nog steeds hoger.
Als je rekening houdt met afnemende gezondheid en de huidige pensioenleeftijd, kun je stellen dat er in de derde levensfase nog zo’n vijftien jaar resteert voor vrije invulling. De derde levensfase kent minder doelgerichtheid, minder structuur en meer monotonie. Voor de gevorderde tweedelevensfasers die werkloos zijn geworden en/of weinig uitzicht op betaalde arbeid meer hebben, is de tijdshorizon nog langer. Zo ontstaat er een vacuüm dat om invulling vraagt. Steeds meer doorstarters springen daarop in.
Betaald doorwerken na de pensioenleeftijd komt al langer voor. Kunstenaars, wetenschappers, schrijvers, vrije beroepsbeoefenaren en ondernemers blijven om uiteenlopende redenen vaak langer betaald doorwerken. Maar de omvang en de diversiteit neemt in onze tijd snel toe. Uit onderzoek onder ouderen die betaald werken, blijkt dat ongeveer 30 procent tot de doorstarters behoort. De diversiteit blijkt niet alleen uit verschillen in arbeidsduur, arbeidscontract en opleidingsniveau, maar ook hieruit dat 43 procent totaal ander werk is gaan doen en dat 60 procent per uur minder verdient dan in de oude werksituatie. Een groot deel van de doorstarters geeft als motivering dit leuk te vinden en daardoor ook sociale contacten te hebben. Vooral bij laag opgeleiden speelt ook financiële noodzaak een rol.
Verbrokkeld landschap
Het nieuwe verschijnsel van betaald werken op oudere leeftijd wordt verschillend beoordeeld. Positief, wanneer er gesproken wordt van een actieve vorm van ouder worden. Negatief, wanneer er sociaaleconomische bedenkingen opspelen. Die dringen zich sterk op: oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt door het accepteren van lagere lonen en lagere sociale lasten voor de werkgevers, uitholling van het huidige pensioenstelsel door alsnog te verwachten inkomsten op latere leeftijd, verdringing van jongere, oudere en kansarme werkzoekenden en het veroorzaken van klapstoelbanen met een zwakke arbeidsrechtelijke positie.
En het voelt ook wat ontluisterend: 70-plussers als schoonmakers, vakkenvullers, magazijnbedienden, postbezorgers, obers en chauffeurs.
Wanneer deze trend van meer doorstartende senioren doorzet –en dat valt te verwachten–, zullen ook op sociaal-cultureel terrein de gevolgen ingrijpend zijn. Denk aan steeds minder tijd voor zelfzorg, mantelzorg, kerkelijk werk en vrijwilligerswerk. Bovendien ontstaat er een tweedeling tussen betaald werkenden ná de pensioenleeftijd enerzijds, en oudere werkzoekenden vóór de pensioenleeftijd anderzijds. Het onderscheid tussen de levensfasen wordt onzichtbaar, waardoor er een verbrokkeld sociaaleconomisch landschap ontstaat dat vraagt om een nieuwe verkaveling.
Ondersteuning
De gevolgen van steeds meer doorstarters in de derde levensfase worden nog te weinig doordacht. Want hoe kunnen zij optimaal bijdragen aan het in stand houden van de maatschappij?
De eerder genoemde vijftien jaren worden ook wel Hizkiajaren genoemd. Een verwijzing naar de terminaal zieke koning aan wie nog vijftien jaren in gezondheid werden geschonken om zijn maatschappelijke opdracht te voltooien. Deze ook ons geschonken jaren, het daardoor ontstane vacuüm en onze onvolkomen maatschappij pleiten ervoor om de huidige derde levensfase te veranderen in een meer maatschappelijke fase. Een derde fase die ten slotte gevolgd wordt door een vierde fase, een sociale.
Zo’n getransformeerde derde fase kent een sterk maatschappelijke component. Doorstarters kunnen bijdragen aan de oplossing van actuele maatschappelijke vraagstukken. Denk aan maatschappelijke activiteiten op het terrein van duurzaamheid, leefbaarheid en veiligheid. Ook zijn ze van groot belang in het kader van de ”verouderbaarheid”, waarbij de vraag speelt in hoeverre mensen op een kwalitatief aanvaardbaar niveau oud kunnen worden. Nu allerlei ondersteunende instituties wegvallen en nieuwe nog onvoldoende zichtbaar zijn geworden, kunnen mensen in de derde fase hierin maatschappelijke ondersteuning bieden. De overheid moet daartoe deze nieuwe ‘derdelevensfasers’ kennis- en vaardigheidstrainingen aanbieden, om hen vervolgens in een passende beroepenclassificatie in te zetten.
De auteur is oud-voorzitter van ouderenbond PCOB. Dit is een verkorte bewerking van zijn artikel ”Tijd voor een nieuwe definitie van de derde levensfase” in het decembernummer van ”Geron. Tijdschrift over ouder worden & samenleving”.