Jonge zedendader heeft vaak psychisch probleem
AMSTERDAM. Van alle jeugdige zedendaders hebben kindermisbruikers de meeste psychische problemen. Zij zijn vaker zelf het slachtoffer van seksueel misbruik.
Dat zegt psycholoog-onderzoeker Cyril Boonmann. Hij promoveert donderdag bij het VUmc in Amsterdam op zijn onderzoek naar de relatie tussen zedendelicten en psychische problemen bij jongeren.
Zo’n 15 procent van de mensen die worden opgepakt op verdenking van een zedendelict is jonger dan 18 jaar. Het gaat jaarlijks om circa 500 gevallen van onder andere verkrachting of kindermisbruik. Bij dat laatste is het slachtoffer jonger dan 12 jaar en bedraagt het leeftijdsverschil met de dader ten minste vijf jaar.
Boonmann ontdekte dat bijna 70 procent van de jeugdige zedendaders met psychische problemen kampt zoals ADHD, een angststoornis en depressie.
Kan een psychisch probleem een voorbode zijn van een ontsporing op seksueel vlak?
„Die conclusie durf ik niet te trekken. Het is onduidelijk of bijvoorbeeld een angststoornis de aanleiding vormt voor een zedendelict of dat ze juist ontstaat nadat een verdachte werd opgepakt en met justitie in aanraking kwam. In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen groepsverkrachters, soloverkrachters en kindermisbruikers. Het bleek dat de laatste groep –circa 15 procent– de meeste psychische problemen kende en vaker zelf seksueel misbruikt was.”
Zeven procent van de daders pleegt opnieuw een zedendelict, terwijl 80 procent nadien andere delicten pleegt. Hoe verklaart u die cijfers?
„Het lage recidivepercentage van zedendelicten komt mogelijk doordat het jongeren nadat ze zijn opgepakt duidelijk werd dat hun gedrag grensoverschrijdend was. Ook een adequate behandeling kan een positief effect hebben.
Dat jeugdigen zo vaak op andere vlakken in de fout gaan, bijvoorbeeld diefstal of geweld, komt waarschijnlijk doordat het zedendelinquente gedrag niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een meer antisociale leefstijl.”
Hoe kan een zedendelict worden voorkomen?
„De hormonen schieten bij pubers alle kanten op. Goede seksuele voorlichting is daarom van groot belang. Jongeren moeten ook helder krijgen waar grenzen liggen.”
Internet en sociale media staan bol van pornografisch materiaal. Moeten we ons grote zorgen maken?
„Ik denk het niet, omdat veel jongeren daar prima mee kunnen omgaan. Het moet wel duidelijk zijn dat bijvoorbeeld het plaatsen van een naaktfoto van een klasgenote op Facebook grote gevolgen heeft voor het slachtoffer.”
Die rommel op internet werkt dus niet drempelverlagend?
„Daar is ander onderzoek voor nodig. Ik durf daar geen uitspraak over te doen.”
U pleit ervoor om een jeugdige niet het stempel van zedendelinquent te geven. Waarom niet?
„Weinig jongeren vallen in herhaling. Het stempel zedendelinquent kan veel problemen geven op het gebied van opleiding, relaties en wonen. Iemand die zich in een hoek gedrukt voelt, zal mogelijk sneller andere delicten gaan plegen. Zo’n stempel draagt niet bij aan een veiliger samenleving.”