Indrukwekkende geschiedenis van puriteinen die New England stichtten
Rond 1630 stichtten vervolgde Engelse puriteinen aan de oostkust van Amerika enkele koloniën die bekend werden onder de naam New England. Hier konden zij ongehinderd hun godsdienst uitoefenen, maar ze kregen ook te maken met moeiten en ontberingen.
De indrukwekkende geschiedenis van deze puriteinen als de grondleggers van Verenigde Staten van Noord-Amerika wordt beschreven in ”Bazuinen in de wildernis”. De auteur, L. J. van Valen, heeft in de afgelopen decennia zijn sporen verdiend als kerkhistoricus. Door zijn boek ”Gelijk de dauw van Hermon” hebben velen kennisgemaakt met de Schotse kerkgeschiedenis. Ook over de Engelse puriteinen verschenen van zijn hand regelmatig lezenswaardige publicaties.
Volksverhuizing
In Nederland kennen we de geschiedenis van de Pilgrim Fathers, die in 1620 vanuit Delfshaven naar Noord-Amerika vertrokken om zich in Plymouth te vestigen. Minder bekendheid geniet de geschiedenis van de puriteinen die vanaf 1629 Engeland verlieten en de Amerikaanse kolonies Massachusetts. Connecticut en New Haven stichtten. Deze ”volksverhuizing” was, na vele tegenslagen, succesvol. Hier ligt het ontstaan van een plaats als Boston.
Ondanks de onbekendheid van deze geschiedenis in Nederland hebben enkele predikanten uit het toenmalige New England hier wel naamsbekendheid gekregen. Dan gaat het vooral om hun stichtelijke lectuur, die vanaf het eind van de zeventiende eeuw in het Nederlands verscheen. Bekend werden bijvoorbeeld Thomas Hooker met zijn boek ”De ware zielsvernedering en heilzame wanhoop”, Thomas Shepard met ”De gezonde gelovige” en ”De ware bekering” en Salomon Stoddart, de schrijver van ”Een leidsman tot Christus”. Van Valen belicht hun betekenis voor kerk en staat in New England op grondig gedocumenteerde wijze. Ook besteedt hij aandacht aan mensen zoals predikant John Cotton en gouverneur John Winthrop, die zich ingezet hebben voor het ideaal van een zuivere kerk in een theocratische staat.
Emigratiegolf
De lezer van dit boek krijgt veel informatie te verwerken, maar de indeling zorgt ervoor dat het overzichtelijk blijft. Wel zou een persoonsregister handig zijn geweest. De beschreven geschiedenis beslaat de periode van 1630 tot 1720. In een proloog wordt de aanleiding tot deze ”emigratiegolf” verklaard. De Britse koning Karel I en zijn handlanger, de anglicaanse aartsbisschop William Laud, maakten het puriteinse predikanten schier onmogelijk om hun ambt naar eer en geweten uit te kunnen oefenen. Hun ijver, in navolging van mannen zoals William Perkins, naar een reformatie in leer en leven, werd niet gedoogd. Sommigen werden afgezet, anderen liepen gevaar om gevangengenomen te worden. Noodgedwongen zagen sommigen geen andere mogelijk dan uit te wijken naar Noord-Amerika. De zeereis was gevaarlijk en de toekomst ongewis, maar zij vertrouwden op hun God.
De auteur schetst de opbouw van de nieuwe samenleving in vijf fasen. In het eerste deel lezen we hoe de eerste gemeente gevormd werd. „Dertig personen tekenden het ‘verbond’ dat als grondslag gold voor de nieuwe gemeente van Salem.” Hieruit blijkt dat men independente of onafhankelijke gemeenten wilde vormen. Leden moesten verslag kunnen doen van hun bekering. Alleen deze leden hadden als zogenaamde ”freemen” het recht om hun burgerlijke overheden te kunnen kiezen en om een overheidsambt bekleden. Beide standpunten bleken in de loop der tijd onhoudbaar. Ook de aanvankelijk positieve gedachten over de bekering van de indianen verdwenen in de loop van de tijd, met als dieptepunten twee bloedige oorlogen.
Wolven
Het tweede deel gaat over de opbouw van een samenleving waarin Gods Woord gezag had op alle terreinen van het leven. Er wordt ook aandacht besteed aan de inhoud van de preken van predikanten zoals John Cotton, Richard Mather, Thomas Hooker, Thomas Shepard en Salomon Stoddart en hun onderlinge verschillen. Ondanks het strenge toelatingsbeleid waren er ook wolven de kudde binnengedrongen. De beschreven problemen met antinominiaanse Anne Hutchinson tonen dit scherp aan.
In het derde deel wordt ingegaan op het wegvallen van de eerste pioniers, daarbij ook „aanschouwende de uitkomst van hun wandel.” Verder krijgen de veranderende godsdienstige opvattingen van de tweede generatie kolonisten, en de gevolgen daarvan, de nodige aandacht. Het werk op Bijbelse grondslag vindt weliswaar zijn voortgang, maar de meningsverschillen nemen toe.
Dat komt vooral aan de orde in het vierde deel, waarin het ontstaan van het ”Half-way covenant” helder wordt uitgelegd. Een andere bedreiging vormde de Engelse koning Karel II, die de betrekkelijke zelfstandig van New England wilde beknotten. Maar ook die donkere wolk dreef over.
Tijdgeest
In het vijfde deel blijkt dat de tijdgeest ook deze streken niet voorbijging. Toch waren er nog predikanten zoals Cotton Mather en Salomon Stoddart, die ”de bazuin in de wildernis” een helder geluid lieten geven. In een epiloog wordt gewezen op latere opwekkingen, zoals onder Stoddarts kleinzoon, de bekende Jonathan Edwards. De auteur beschrijft Gods werk in het leven van mensen die wisten dat zij als pelgrims op weg waren naar een beter vaderland. Een boek om meteen aan te schaffen en te lezen.
Boekgegevens
Bazuinen in de wildernis, L. J. van Valen; uitg. Ripe Publishing, Nieuwdorp, 2014; ISBN 978 94 9100 054 6; 317 blz.; € 19,95.