Bouwstop kerken zo gek nog niet
Het voorstel van de ChristenUnie vorige week voor een bouwstop voor kerken was niet ondoordacht, betoogt Arne Schaddelee.
Een bouwstop voor kerken, dat klinkt als een uitermate bedenkelijk idee. En als een christelijke partij zoiets voorstelt, geeft dat al helemaal te denken. Toch stelde de ChristenUnie in de provincie Utrecht zo’n bouwstop voor. Het is echter een idee dat wel wat kleur, uitleg en nuance kan gebruiken.
Vanaf het jaar 690 liet Willibrord in Utrecht verschillende kerken bouwen. Daarmee staat deze eerste bisschop van Utrecht aan het begin van een rijke traditie. Nu, ruim dertien eeuwen later, telt de provincie Utrecht alleen al 226 religieuze gebouwen en onderdelen van gebouwen die de status van rijksmonument hebben. Het staan op de schouders van zo’n rijke traditie schept verantwoordelijkheden. De tragiek van Utrecht is echter dat de provincie nu nauwelijks iets doet voor haar kerkelijk erfgoed. Vandaar onze wens om dit thema stevig op de politieke kaart te zetten.
Kerken zijn bakens in ons landschap en in onze samenleving. Rustpunt en schuilplaats ook in tijden van grote rampspoed of persoonlijk leed. Vaak vormen ze niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk het hart van onze dorpen en steden. Daarmee raakt het aan onze identiteit, en daar hoef je helemaal geen trouwe kerkganger voor te zijn.
Maar de problemen zijn groot. De afgelopen jaren moest er regelmatig geld worden vrijgemaakt voor spoedreparaties omdat de stenen letterlijk naar beneden kwamen vallen. Alleen al om verdere achteruitgang in de provincie Utrecht te voorkomen, is naar schatting 43 miljoen euro nodig. Boven op de zorgen rond onderhoud en restauratie dreigt ook nog forse leegstand. Het aartsbisdom Utrecht telt 300 kerken. Aartsbisschop Eijk verwacht dat in 2025 twee derde hiervan is onttrokken aan de eredienst. Volgens schattingen zal de PKN zo’n 25 procent van haar gebouwen moeten afstoten.
Wat gebruik, onderhoud en herbestemming betreft, staat Utrecht de komende jaren dus voor een enorme uitdaging. Tot op heden lukte het voor slechts een kwart van de religieuze gebouwen om een nieuwe bestemming te vinden.
Oplossingen
Tijdens een symposium dat de Utrechtse Statenfractie van de ChristenUnie hield, kwamen er gelukkig veel bruikbare oplossingen langs. Veel kerken krijgen een nieuwe bestemming. Ze worden in gebruik genomen als appartementencomplex, uitvaartcentrum, eetgelegenheid of culturele broedplaats. Dat is natuurlijk mooi.
Toch geloof ik dat een kerk het beste tot haar recht komt als kerk. Om dat te bereiken zie ik twee opties. Allereerst: geef oude kerken terug aan de gemeenschap. En zoek naar vormen waarbij zowel gebruik als eigenaarschap gemengd is. Ik denk dan aan het opzetten van een publiek-private stichting die eigenaar wordt van de gebouwen en die ernaar streeft om de gebouwen op zondagen een kerkelijke bestemming te laten houden en andere dagen te openen voor publieke doelen. Dat zal soms vragen om wat inschikkelijkheid. Het gebouw is dan van meerdere partijen, en wordt door meerdere doelgroepen gebruikt. Dat zal schuren, maar het kerkgebouw behoudt zo wel zijn functie in de wijk. En ik denk dat juist kerkelijke gemeenschappen niet te veel zouden moeten hechten aan bezit.
Maar er is nog iets mogelijk. Soms is het goed om buiten kaders te denken. Met alle leegstand die ons boven het hoofd hangt, kun je de vraag stellen of Utrecht inmiddels niet genoeg kerkgebouwen heeft. En of je daarover niet de hand in eigen boezem moet steken.
Want het fenomeen van leegstand kennen we al bij kantoren en winkels. Daar zeggen we als provincie steeds: Laten we naast het herbestemmen in ieder geval ook stoppen met nieuwbouw. Als leegstand ook bij kerken een toenemend probleem is, zou de oplossingsrichting dan niet moeten zijn dat we stoppen met het bouwen van nieuwe kerken? Zou het uitgangspunt niet moeten zijn dat er niet direct nieuwe kerkgebouwen bij komen, maar dat eerst gezocht wordt naar een passende, leegstaande kerk? Zou dat niet een bijzondere, mooie vorm van rentmeesterschap zijn? Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in Montfoort, waar zowel de PKN als de HHK samen gebruikmaakt van dezelfde Oude Kerk.
Publieke wil
Natuurlijk moet je niet rigide inzetten op een totale bouwstop. Het is immers ook belangrijk dat de kerk present is in de haarvaten van de wijk. En dus horen grote wijken als Leidsche Rijn en Amersfoort-Vathorst een kerk te hebben. Een appel om eerst te kijken naar bestaande kerken kan echter beslist geen kwaad.
Daarbij spelen twee drempels, waar de overheid over na moet denken. Allereerst de kosten voor het in stand houden van een monumentaal pand. Die zijn vaak niet door een kerkgemeenschap op te brengen. Daar moet in tegemoet worden gekomen. Het gaat om erfgoed met een maatschappelijke waarde. Laat de maatschappij daar dan ook in bijdragen. Het andere punt is dat van de bruikbaarheid. Soms zijn er aanpassingen nodig om een kerk geschikt te maken voor nieuwe kerkgemeenschappen. Ook dit vraagt om een overheid die meedenkt en bewegingsruimte geeft. Waarde zit immers niet in het conserveren, maar in het gebruiken van kerkelijk erfgoed.
Uit onderzoek blijkt dat uiteindelijk de publieke wil bepalend is voor de vraag of iets behouden blijft. De spannende vraag aan ons is: Wat zijn oude kerken ons nog waard?
De auteur is fractievoorzitter van de ChristenUnie-Statenfractie in de provincie Utrecht.